A2 herhaling van eerste lessen thema 3 Kinderen

• NT2
• MBO
• Studiejaar 1

a2 herhaling eerste lessen 

Thema 3 kinderen

3.1 Familie in het buitenland (blz 102)

woorden herhalen

Waar zorg jij voor thuis?

Of zorg je voor iemand?

(zorgen voor)

zorgen voor

slim

Wie vind jij een slim iemand?

Waarom?

of:

Wat vind jij een slim idee?

slim

wennen aan 

Waar moet jij heel veel aan wennen hier in Nederland?

of

Waar moets je op deze school erg aan wennen dit jaar?

wennen aan

binnenkort/vorig

Wat ga jij binnenkort doen?

Waar was jij vorig jaar?

binnenkort /vorig jaar

missen

Wie of wat mis jij het meest?

missen

volgende

iedereen

Nederland

over een lange tijd

stoppen

vorige

niemand

het buitenland

binnenkort

doorgaan

voltooide tijd

Mijn zus heeft Engels
(studeren) : ge-.......

gestudeerd

Ik ben nig niet aan het Nederlandse eten (wennen) ge- ....

gewend

Heb jij Gabor al (mailen) ge-.......

gemaild

T K o F S CH i P

Je maakt de STAM:

kleuren : - en weg

LAATSTE LETTER ZOEKEN: kleuRRRRR!

R zit NIET in t kofschip GEKLEURD

Ik heb jullie erg (missen) ge-.....

gemist

de tweede S doe je weg, want je hebt nooit twee dezelfde medeklinkers en nig een erbij (dus niet SST)

Hij heeft voor zijn moeder (zorgen) ge-...

gezorgd

3.2 OMDAT en ALS (blz 105)

OMDAT

Ik ga naar bed. Ik ben moe.

1-2-3. 1-2-3.

Ik ga naar bed, omdat ik moe ben.

1-2-3,omdat 1-3-2

Bij OMDAT gaan de werkwoorden naar het einde van de zin.

ALS

Het is warm. De zon schijnt.

1-2-3.1-2-3.

Het is warm, als de zon schijnt.

1-2-3, als 1-2

Bij ALS gaan de werkwoorden ook naar achter.

Ik ben blij omdat.......

Ik wordt boos als........

3.3 Rapport bespreken (blz 107)

woorden:

het rapport              volgens

Het vak                        de situatie

de middelbare school        

de periode    

de geschiedenis             

Ik maak mij zorgen over

1. mijn gebit
2. mijn pen

Ali studeert Frans, volgens

1. mij
2. de computer

In welke periode zijn er

1. bergen in Zwitserland?
2. veel mensen op vakantie?

Het vak betekent

1. iets dat je op school leert
2. een beroep dat je kunt leren
3. een deel in een kast
4. een doos

3.4 .......om te......(blz 112)

1)Ik gebruik een telefoon om mee te bellen.

2)Ik gebruik een borstel om mijn haren te borstelen.

3)Ik heb een bril om beter te( kunnen) lezen.

4)Ik ga naar school om Nederlands te leren.

5)Ik ga vroeg slapen om meer energie te krijgen.

3.5 uitnodiging van het consultatiebureaum (blz 114)

doel: een korte brief kunnen lezen en begrijpen.

woorden:

geachte

Het onderzoek

van tevoren

wegen

meten

groeit )groeien)

de prik

de ontwikkeling

huilt (huilen)

de lijst

de gezondheid

verzetten

de reactie

meervoud maken: het onderzoek -

meervoud van het rapport

meervoud van de ontwikkeling

meervoud van de prik

meervoud van de reactie

meervoud van de lijst

meervoud van de brief