3.2. Dieren

Thema 3, hoofdstuk 3.2\Blz. 139
Blz. 139
1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Thema 3, hoofdstuk 3.2\Blz. 139
Blz. 139

Slide 1 - Diapositive

Lesdoel
Aan het eind van deze les weet je:
  • in welke vijf kleinere groepen je gewervelde dieren kunt ordenen.
  • de kenmerken van deze vijf kleinere groepen.

Slide 2 - Diapositive

Herhaling van vorige week:
Betekent ordenen indelen in groepen?
A
Ja
B
Nee

Slide 3 - Quiz

Hoe noemen we het indelen van organismen?
A
Kenmerken
B
Vertakkingsschema
C
Celkern
D
Ordening (of ordenen)

Slide 4 - Quiz

Er zijn 4 rijken in de biologie. Welke zijn dat?
A
Dieren en planten, paddenstoelen en ziekten
B
Dieren, planten, bacteriën, schimmels
C
Dieren, planten, dieren en mensen
D
Bacteriën, schimmels, mensen, paddenstoelen

Slide 5 - Quiz

Bij de ordening let je op de kenmerken van organismen
A
ja
B
nee

Slide 6 - Quiz

Dieren hebben een celwand
A
ja
B
nee

Slide 7 - Quiz

Bacteriën hebben GEEN celkern
A
dat klopt
B
dat klopt niet

Slide 8 - Quiz

Kijk goed naar dit plaatje. Hierna volgt de vraag.

Slide 9 - Diapositive

Het vorige plaatje was een cel van een plant
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quiz

Wat betekent gewerveld?

Slide 11 - Question ouverte

Slide 12 - Diapositive

Een ander woord voor wervelkolom is
A
rug
B
ruggengraad
C
wervels

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Wat betekent een inwendig skelet
A
een wervelkolom in het dier
B
Een wervelkolom buiten het dier
C
Dat je geen wervelkolom hebt
D
Dat je geen ruggengraad hebt

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Diapositive

Kenmerken van vissen
A
Hebben wervels en halen adem met hun kiewen
B
Hebben geen wervels
C
Hebben geen schubben
D
Leggen geen eieren

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Diapositive

Volwassen amfibiën kunnen ademen met...
A
longen en kieuwen
B
Kieuwen en huid
C
Longen en Tracheën
D
Longen en huid

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Diapositive

Een reptiel heeft
A
Geen schubben
B
Droge schubben
C
Natte schubben
D
Schubben met slijm

Slide 22 - Quiz

Een hagedis is een reptiel. Wat gebruiken reptielen om adem te halen?
A
Kieuwen
B
De huid
C
Slijmvliezen
D
Longen

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Diapositive

Een vogel is een ...
A
dier
B
plant
C
bacterie
D
schimmel

Slide 25 - Quiz

Vogels hebben
A
Longen
B
Kieuwen
C
Huidademhaling

Slide 26 - Quiz

Slide 27 - Diapositive

Wat is een zoogdier?
A
forel
B
struisvogel
C
krokodil
D
dolfijn

Slide 28 - Quiz


Een nijlpaard is een zoogdier. Welk kenmerk van zoogdieren bezit het nijlpaard niet?
A
geen longen
B
koudbloedig
C
huid zonder haren
D
legt eieren

Slide 29 - Quiz

Wat is een zoogdier?
A
Dieren die eieren leggen
B
Vogels
C
Dieren die melk geven
D
Reptielen en amfibieën

Slide 30 - Quiz

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive

Wat is geen rijk bij het ordenen?
A
Bacterien
B
Dieren
C
Mensen
D
Schimmels

Slide 33 - Quiz

Bij het ordenen van dieren wordt het skelet als kenmerk gebruikt
A
waar
B
niet waar

Slide 34 - Quiz

Op basis van wat gaan we bij Biologie alle organismen ordenen?
A
Hoe groot dieren zijn
B
Op kleur
C
Bepaalde kenmerken
D
leeftijd

Slide 35 - Quiz

In welke groep(en) halen de dieren adem met longen?
12
A
alleen zoogdieren
B
vogels en zoogdieren
C
reptielen, vogels en zoogdieren
D
amfibieën, reptielen, vogels en zoogdieren

Slide 36 - Quiz

In welke groep van de gewervelden komen de jonge dieren uit de moeder?
10

Slide 37 - Question ouverte

Tot welke groep van de gewervelden behoort een ringslang?
A
reptielen
B
amfibieën
C
zoogdieren
D
vogels

Slide 38 - Quiz

Een hagedis is een reptiel, gebruikt hij kieuwen om adem te halen
A
ja
B
nee

Slide 39 - Quiz

Je gaat een zeepaardje in een groep indelen. Waar kijk je naar
A
naar zijn naam
B
Of hij in Italie leeft
C
of hij zeewier eet
D
Of hij kieuwen heeft

Slide 40 - Quiz

Welke kenmerken hebben reptielen
A
kieuwen
B
schubben
C
slijm
D
veren

Slide 41 - Quiz

Je gaat een koe in een groep indelen
Waar kijk je naar?
A
naar zijn naam
B
of hij gras eet
C
Of hij haren heeft
D
Of hij in Nederland leeft

Slide 42 - Quiz

Huiswerk
Maken:
Opdrachten bij thema 3.2.

Via Magister online of in je boek


Slide 43 - Diapositive