1HA4 grammatica woordsoorten werkwoorden 2

Grammatica woordsoorten
1. lidwoorden en zelfstandige naamwoorden
2. bijvoeglijke naamwoorden
3. voorzetsels
4. persoonlijke, bezittelijke en aanwijzende voornaamwoorden
5. voegwoorden
6. zelfstandige werkwoorden, hulpwerkwoorden
7. koppelwerkwoorden
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Grammatica woordsoorten
1. lidwoorden en zelfstandige naamwoorden
2. bijvoeglijke naamwoorden
3. voorzetsels
4. persoonlijke, bezittelijke en aanwijzende voornaamwoorden
5. voegwoorden
6. zelfstandige werkwoorden, hulpwerkwoorden
7. koppelwerkwoorden

Slide 1 - Diapositive

Grammatica
1. hulpwerkwoorden en zelfstandige werkwoorden
2. koppelwerkwoorden

Slide 2 - Diapositive

Lesdoelen
koppelwerkwoorden
1. Je kan 2 kenmerken van een koppelwerkwoord noemen. 
2. Je herkent een koppelwerkwoord in een zin.
3. Je kan zelf een zin maken met een koppelwerkwoord. 


Nodig: lesboek, schrift en pen!

Slide 3 - Diapositive

3 kenmerken werkwoord?

Slide 4 - Carte mentale

werkwoorden
1. iemand doet iets: actie, doen
2. iemand is iets: brandweerman, mooi
3. er gebeurt iets: het sneeuwt
4. meer werkwoorden in één zin

Slide 5 - Diapositive

Hoe herken je een zelfstandig werkwoord?

Slide 6 - Question ouverte

Samenvatting hulpww-zelfst ww
Zelfstandig werkwoord herkennen
1. belangrijkste ww! Dan weet je wat er gebeurt!
2. Kan in zijn eentje staan.
3. Zegt iets over het onderwerp: wat doet het onderwerp?

Hulpwerkwoord 
1. Letterlijk: helpt het zelfstandig ww.
2. Kan niet in zijn eentje staan, dan weet je niet wat er gebeurt!




Slide 7 - Diapositive

koppelwerkwoorden
Werkwoorden: 3 kenmerken:
1. iemand doet iets:  actie
2. er gebeurt iets: regen, sneeuw
3. iemand is iets: dokter, boos .
     koppelwerkwoord

Slide 8 - Diapositive

koppeling/koppelen

Slide 9 - Carte mentale

Werkwoorden
Wat is het verschil tussen deze twee zinnen?

Rens wil voetballen.
Rens is voetballer.

Slide 10 - Diapositive

Koppelwerkwoord
1. koppelwerkwoord zegt iets over het onderwerp: het onderwerp is iets of wordt iets: zijn, worden, lijken
2. je kan het werkwoord vervangen door =
3. er staat maar 1 koppelwerkwoord in de zin


Slide 11 - Diapositive

Werkwoorden
Wat is het verschil tussen deze twee zinnen? 
In welke zin kun je het werkwoord vervangen door =

Rens wil voetballen        -          Rens is voetballer.

Slide 12 - Diapositive

Oefenen
Maak zelf drie zinnen:
1.  met een zelfstandig werkwoord
2. met een hulpwerkwoord en een zelfstandig werkwoord
3. met een koppelwerkwoord

Slide 13 - Diapositive

Oefeningen maken
Chromebook, classroom: Juf Melis oefeningen werkwoorden.


Slide 14 - Diapositive