§3.8 - hv1 - grammatica woordsoorten

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

23 februari hvt1e

§3.8 woordsoorten

Vandaag

Aan het eind van de les ken je de verschillende werkwoordsoorten hww, zww & kww

Even opfrissen. Welke woordsoorten kennen we nog?

Werkwoordsoorten

De woordsoort 'werkwoorden' kun je onderverdelen in drie soorten:

- Zelfstandig werkwoord (zww)

- Koppelwerkwoord (kww)

- Hulpwerkwoord (hww)

Of een werkwoord zww, kww of hww is, ligt aan de functie in de zin.

Zelfstandig werkwoord

- Heeft een duidelijke betekenis

- Kan zonder hulp van andere werkwoorden het wg vormen

- In een enkelvoudige zin staat maar één zww!

- Mijn moeder kookt alleen op zondag.

                     kookt = zww; wg=kookt

Koppelwerkwoord

- Geen duidelijke betekenis, kan niet in zijn eentje een gezegde vormen.

- Aanvulling nodig die iets zegt over het onderwerp

- Een kww vind je alleen in een zin met een naamwoordelijk gezegde

                     - Hij wordt later tandarts.

                      - wordt= kww, de aanvulling ‘tandarts’ zegt iets over het                                                    onderwerp

                       - ng= wordt tandarts

ZWaBBeLS + HDV

Hulpwerkwoord

- Heeft geen duidelijke betekenis, kan in zijn eentje geen gezegde vormen

- Heeft een zww of een kww nodig

- Hij zou de hele dag wel willen gamen. 

           gamen = zww, zou = hww en willen = hww

            wg = zou willen gamen

Stappenplan werkwoordsoorten

1. Zoek het belangrijkste ww in de zin (meestal het laatste werkwoord, of voltooid deelwoord)

2. Bepaal of dit werkwoord een zww of kww is (duidelijke of onduidelijke betekenis?)

3. Alle andere werkwoorden in de zin zijn hww

Hij wilde nooit voetballer worden.

worden =

1. hww
2. zww
3. kww

Hij wilde nooit voetballer worden

wilde =

1. hww
2. zww
3. kww

Hij wil alleen maar voetballen.

voetballen =

1. hww
2. zww
3. kww

Aan de slag

Maak opd. 3 t/m 7 van §3.8