aanwijzend voornaamwoord (vr.vnw) wie, wat, welke, wat voor
Bijwoord (bw) kan van alles aangeven: tijd, plaats, zekerheid, ontkenning. Vertelt iets over een werkwoord, bijvoeglijk naamwoord of een ander bijwoord
Slide 16 - Diapositive
Slide 17 - Diapositive
Schrijf de 3 lidwoorden op
Slide 18 - Question ouverte
Schrijf eens twee zelfstandige naamwoorden op.
Slide 19 - Question ouverte
Een bijvoeglijk naamwoord vertelt iets over......
A
het onderwerp
B
het lidwoord
C
het zelfstandig naamwoord
D
het meewerkend voorwerp
Slide 20 - Quiz
Welke voorzetsels zijn er allemaal?
Slide 21 - Carte mentale
Wat is een bijwoord? Je mag ook een voorbeeld van een bijwoord geven.
Slide 22 - Question ouverte
Opdracht - 5 zinnen verdelen in zinsdelen
Slide 23 - Diapositive
Exit-vraag les 1
Wat heb je deze les geleerd? Wat neem je 'mee' naar volgende week?
Slide 24 - Diapositive
Havo-flex - les 2
Nederlands
Slide 25 - Diapositive
Herhaling zinsdelen
Slide 26 - Diapositive
Wat wordt er bedoeld met zinsdelen?
Slide 27 - Question ouverte
Welke zinsdelen zijn er? (benoemen)
Slide 28 - Carte mentale
Nakijken 5 zinnen van de vorige les
Slide 29 - Diapositive
Zin 1 + 2 - Antwoorden
1.Steeds meer mensen/ hebben/ 'vliegschaamte'.
2. De Zweden/hebben/ons/de term vliegschaamte/gegeven.
Slide 30 - Diapositive
Zin 3 + 4 + 5 - Antwoorden
3.Daar/zoeken/meer en meer reizigers/nu/alternatieven voor het vliegtuig.
4.Mensen met vliegschaamte/vinden/dat/ze/eigenlijk/niet/zouden moeten vliegen.
5. Reis/jij/vaak/met het vliegtuig/of/neem/je/weleens/de trein?