Herhaling luchtdruk en wind

1.Luchtdruk en wind
Neem je Ipad erbij en log in bij Lesson-up

Leg je aantekeningenschrift op tafel, deze heb je straks nodig
Geen Ipad? Dan maak je de opdrachten die we gaan doen in je aantekeningenschrift.
IPAD:
 Bluetooth aan
Geen andere sites open hebben staan.
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

1.Luchtdruk en wind
Neem je Ipad erbij en log in bij Lesson-up

Leg je aantekeningenschrift op tafel, deze heb je straks nodig
Geen Ipad? Dan maak je de opdrachten die we gaan doen in je aantekeningenschrift.
IPAD:
 Bluetooth aan
Geen andere sites open hebben staan.

Slide 1 - Diapositive

Wanneer zie je het juiste seizoen afgebeeld staan voor Nederland?
 zomer
herfst
winter
zon
Lente

Slide 2 - Question de remorquage

Wat moet je kunnen/kennen?
  • Je kunt uitleggen wat luchtdruk is en hoe wind ontstaat

  • Je kunt de windkracht en windrichting verklaren met behulp van de begrippen hoge druk en lage druk

Slide 3 - Diapositive

 wind
  • wind = verplaatsing van lucht
  • de kracht van de wind hangt af van de luchtdrukverschillen in een gebied
  • windmeter geeft de windkracht aan op de schaal van Beaufort

Slide 4 - Diapositive

 wind
windrichtingen geef je aan op een windroos
  • windrichting Nederland vaak zuidwesten (ZW)
  • Dat is vochtige wind van zee
  • daardoor vaak neerslag

Slide 5 - Diapositive

Wat is luchtdruk?
Luchtdruk => het gewicht van de lucht dat op de aarde drukt 
  • Meten => barometer
  • Eenheid => hectopascal (hPa), millibar (Mb)

Slide 6 - Diapositive

Wat is luchtdruk?
Luchtdruk => het gewicht van de lucht dat op de aarde drukt 

Lage luchtdruk ( L ) --> warme lucht stijgt op
Hoge luchtdruk ( H ) --> koude lucht daalt


Slide 7 - Diapositive

Het weer als de luchtdruk verandert..
Onthouden: Lucht stroomt ALTIJD van H naar L 
                   Dit is => wind
Onthouden: Hoe groter het verschil in luchtdruk, hoe 
                    harder het waait.

Hoe zie je dat op een weerkaart? => isobaren (lijnen van gelijke druk)

Slide 8 - Diapositive

Op deze kaart zie je isobaren, kun jij aangeven waar een hoge- en waar een lagedrukgebied ligt in Europa?

Slide 9 - Diapositive

Hoge druk 
Hoge druk = dalende lucht,
deze lucht is zwaar.
Symbool op de kaart = H
Getal > 1000 is H

Welk weertype hoort bij H?
- geen bewolking
- warm in de zomer
- koud in de winter


Slide 10 - Diapositive

Lage druk
Lage druk = stijgende lucht, gewicht van die lucht is laag.
Symbool op de kaart = L
Getal onder 1000 = L

Welk weertype hoort bij L?
- wolken
- neerslag
- koel in de zomer
- zacht in de winter

Slide 11 - Diapositive

Windsysteem op aarde
Kringloop van lucht: windsysteem
Wind stroomt van H -> L





lage luchtdruk
gebieden ( L )
hoge luchtdruk gebieden ( H )
- rond de evenaar
- rond 60° NB 
- rond 60° ZB
- poolgebieden
- rond 30° NB 
- rond 30° ZB

Slide 12 - Diapositive

Nederland ligt in gordel van lagedrukgebieden:
  • warme lucht uit zuiden botst met koude lucht uit  noorden
  • warme lucht stijgt op er ontstaat bewolking en neerslag
  • westenwinden brengen vochtige lucht naar Nederland

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Vidéo

Aan het werk: 
6 minuten
Zoek een weerkaart van vandaag van 1 van de volgende gebieden:
Spanje/VS/Nederland
Maak zelf een kort weerbericht van deze kaart. 
Zorg ervoor dat de weerselementen hierin voorkomen.

Maak een foto van jouw weerbericht inclusief het weerkaartje en stuur deze via teams naar de docent
timer
6:00

Slide 15 - Diapositive

Neem deze tekening over in je aantekeningenschrift

Slide 16 - Diapositive

Neem de wereldbol van de vorige dia over op een blaadje.
1- Zet per breedtegraad die je ziet een H of een L
2- Geef nu aan naar welke kan de wind waait per horizontaal vak. Je zet dus 6 keer pijltjes.
Maak een foto en lever deze in via deze lesson-up

Slide 17 - Question ouverte

antwoord opdracht=>
Je begint bij de evenaar: daar is ALTIJD een lagedrukgebied. 
Dan komt de wind dus vanaf de 30 graden breedtegraad => daar is ALTIJD een hogedrukgebied. 
Wind waait van H naar L => van 30 graden naar de evenaar toe.
Je draaait eventueel je blaadje zodat je altijd de wind in je rug hebt vanaf de H gezien!

Slide 18 - Diapositive

Hoe meet je luchtdruk?
A
Luchtdrukmeter
B
Barometer
C
Thermometer
D
Isobarenmeter

Slide 19 - Quiz

De Noordpool en Zuidpool hebben een lage luchtdruk
A
Goed
B
Fout

Slide 20 - Quiz

Punten met een gelijke luchtdruk
heten:
A
Isobaren
B
Isothermen
C
Isotopen
D
Isostaren

Slide 21 - Quiz

Wat voor luchtdruk gebied is er bij de evenaar?
A
Lage druk
B
Hoge druk

Slide 22 - Quiz

Op 30 graden Noorderbreedte heerst overwegend hoge luchtdruk
A
waar
B
niet waar

Slide 23 - Quiz

2 Twee leerlingen doen een uitspraak over luchtdruk.
Uitspraak 1: hoe dichter de isobaren bij elkaar liggen, hoe zwakker de wind is die daar waait.
Uitspraak 2: in hogedrukgebieden stijgt de lucht op en is de kans op neerslag groot.
Wat is juist?
A
Beiden juist
B
Beiden onjuist
C
1. juist / 2. onjuist
D
1. onjuist / 2. juist

Slide 24 - Quiz

2 De kaart van bron 1 gaat over de verschillen in luchtdruk in Europa.
Bij welke letter in bron 1 was de windsnelheid op 10 september 2013 het hoogst?
A
bij letter P
B
bij letter Q
C
bij letter R
D
bij letter S

Slide 25 - Quiz

Aan de slag met  Aardrijkskunde
1. Opdrachten van § 1.8 EN § 1.9 afmaken
2. Lezen: § 1.10 (=huiswerk)
3. Gebruik de overige tijd om de stof te herhalen door:
- maken van begrippenkaartjes
- maken van een samenvatting
- maken van een overzicht waar je nog vragen over hebt

Slide 26 - Diapositive