5.6 Lijdend voorwerp

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k, g, t
• Leerjaar 2

Wat is de persoonsvorm?

.

De persoonsvorm

Beril

heeft

haar brood

gesmeerd

lidwoord

werk-

woord

zelfst

naamw

bijv

naamw

voorzetsel

het

de

een

werkt

gekeken

graai

lucht

gaten

olifant

gouden

deftige

knappe

achter

onder

tussen

Herken de
samengestelde zinnen.

1. Ik vind het fijn dat het mooi weer is.
2. De kinderen houden niet erg van skaten.
3. Een lange zin is niet altijd samengesteld.
4. Als je de stof herhaalt, onthoud je meer.

Rembrandt ging in de leer bij een meester-schilder,
omdat hij goed kon tekenen.

Noteer de persoonsvormen van de samengestelde zin.

Geef aan of de volgende zinnen enkelvoudig of samengesteld zijn.

enkelvoudig

een enkelvoudige zin heeft maar één persoonsvorm. Er kunnen wel meer werkwoorden zijn. Deze werkwoorden zijn samen onderdeel van het gezegde (werkwoordelijk of naamwoordelijk)

EV

samengesteld

een samengestelde zin heeft twee (of meer) persoonsvormen.

Verander de zin van tijd om te zien wat de persoonsvormen zijn.

SG

enkelvoudige zin

Samengestelde zin

Tijdens de voetbalwedstrijd mogen de supporters niets drinken op de tribune.

Hoewel het kampioenschap de club niet meer kon ontgaan, bleef de trainer zenuwachtig voor de wedstrijd.

De uitblinkende middenvelder wilde nog niet zeggen of hij nog een jaar blijft.

De supporters hopen dat hij besluit nog een jaar bij hun club blijft.

Hij heeft het enorm naar zijn zin, maar een avontuur is ook interessant.

De trainer blijft nog een seizoen of hij gaat toch met pensioen.

Ik

heb 

een boek

gekocht

lijdend voorwerp

persoonsvorm

onderwerp

werkwoordelijk gezegde

apps.noordhoff.nl

Lijdend voorwerp

Wat is het lijdend voorwerp?

Deze klas kan het lijdend voorwerp vinden.

1. Deze klas
2. kan
3. het lijdend voorwerp
4. vinden

Wat is het lijdend voorwerp?

Deze klas kan het lijdend voorwerp vinden.

1. Deze klas
2. kan
3. vinden
4. het lijdend voorwerp

KT: 
Paragraaf 6

Alle paragrafen afronden.

TH

Paragraaf 6: meewerkend voorwerp

Paragraaf 7: aanwijzend voornaamwoord

paragraaf 8: bijwoordelijke bepaling

Meewerkend voorwerp

Aan wie + WG + OW + LV = MW

Aanwijzend voornaamwoord

Wijst meestal een mens, dier of ding aan.

Deze vrouw, dit paard, die fiets

Die, dit, dat, deze, zulke, zo'n, dergelijke

Bijwoordelijke bepaling

Geeft antwoord op de vraag:

Waar? Waarheen? Waarom? Waardoor? Waarvandaan? Wanneer? Hoe? Van wie?

Heeft Alex aan zijn broer een geheimpje verteld?

PV = Heeft

OW = Alex

WG = Heeft verteld

LV= Een geheimpje

MV = ......

(Aan wie / wat + PV + OW + LV)

Geef mij dat boek eens aan.

Ik vind die broek mooier.

Dat meisje is aan het lachen.