H5 Introductie

• Nask / Techniek
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

Introductie

Wat weet jij al van het onderwerp snelheid.

Vul de 10 vragen in om te zien wat jij al weet.

1. Er zijn maar een paar stoffen die aangetrokken worden door een magneet. Welke stof wordt aangetrokken door een magneet?

1. Plastic
2. Glas
3. Hout
4. Ijzer

Reken om:

300 g	...... kg
0,5 kg	..... g
2 kg	..... g

Op weg naar school fiets je met een snelheid van 18 kilometer per uur.
Wat betekent dat precies?

1. Dat je er een minuut over doet om 18 kilometer te fietsen.
2. Dat je er een seconde over doet om 18 meter te fietsen.
3. Dat je er een uur over doet om 18 kilometer te fietsen.

Je fietst met een snelheid van 20 kilometer per uur.
Hoe ver heb je na twee uur gefietst?

1. 10 kilometer
2. 20 Kilometer
3. 30 kilometer
4. 40 kilometer

Tijdens het fietsen kun je versnellen of vertragen.
Lees de opmerkingen. Klik de twee juiste opmerkingen.

1. Als je versnelt, ga je steeds langzamer bewegen.
2. Als je versnelt, ga je steeds sneller bewegen.
3. Als je vertraagt, ga je steeds langzamer bewegen.
4. Als je vertraagt, ga je steeds sneller bewegen.

Een Formula 1 auto komt, als hij remt, snel tot stilstand. Dat geldt niet voor alle voertuigen.
Welk voertuig komt het snelst tot stilstand?

1. Een personen auto
2. Een volgeladen vrachtauto
3. Een bus vol met passagiers

Hoe snel een auto tot stilstand komt, hangt af van de toestand van de weg. Op een besneeuwde weg hebben banden minder grip dan op een droge weg. Zet in de juiste volgorde. Zet de situatie waarbij de auto het snelste tot stilstand komt bovenaan

In een auto zitten een aantal veiligheidsvoorzieningen die de kracht van een botsing verminderen.
Welke ken jij al?

In het verkeer moet je voortdurend alert blijven op wat er om je heen gebeurt. In welke situatie reageer je zelf trager van normaal?

1. De weg is glad.
2. Het profiel van je achterband is versleten.
3. Je bent met je smartphone bezig.
4. Je achterrem is stuk.

De meeste fietsen hebben versnellingen. Welke versnelling je gebruikt, hangt af van de situatie. Wanneer is het handig om de kleinste versnelling te gebruiken?

1. Als je tegen een steile helling omhoog fietst.
2. Als je over een vlakke weg rijdt.
3. Als je van een steile helling omlaag fietst.