T5 B1 TH

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo t, havo
• Leerjaar 2

B1 Genotype en Fenotype

• Zitten volgens de plattegrond
• Spullen op tafel

       Boek, werkboek, schrift

• Tas van tafel
• Lees blz. 106 t/m 108

Kennen/Kunnen

• Je weet wat chromosomen zijn en waaruit ze bestaan.
• Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen fenotype en genotype
• Je kunt voorbeelden noemen van veranderingen aan het fenotype

Een mens heeft .. chromosomen in elke cel. (alleen een getal schrijven)

Welke eigenschappen zijn erfelijk?

Hoeveel invloed heeft je DNA op jouw:
Haarkleur

Geen invloed

Een beetje invloed

Veel invloed

Haarkleur wordt alleen door DNA bepaald

Hoeveel invloed heeft je DNA op jouw:
Lichaamslengte

Geen invloed

een beetje invloed

veel invloed

Lengte wordt alleen door DNA bepaald

Hoeveel invloed heeft je DNA op jouw:
Lichaamsgewicht

Geen invloed

een beetje invloed

Veel invloed

Gewicht wordt alleen door DNA bepaald

Hoeveel invloed heeft je DNA op jouw:
seksualiteit

Geen invloed

Een beetje invloed

Veel invloed

Seksualiteit wordt alleen door DNA bepaald

DNA

• Mensen: 46 chromosomen in elke lichaamscel
• DNA vormt code voor eigenschappen (bijv. blauwe ogen)
• Complete DNA-code = Genotype
• Genotype staat vast, deze verandert niet!

Welke genen zijn actief in een cel die zich bevindt in de arm?

Welke genen zijn actief in een cel die zich bevindt in de maag?

Fenotype

• Je uiterlijk = fenotype wordt bepaald door je DNA
• Fenotype bepaald door: genotype en invloeden uit de omgeving

Denk aan:

• Het weer
• Leefstijl
• Leefomstandigheden

Welke veranderingen aan het fenotype ontstaan door de omgeving/niet door het DNA?

Aan of uit

• Elke cel bevat alle genen
• Genen kunnen uit of aan staan.
• Afhankelijk van soort cel en plek in lichaam

bijv: maagcel : genen voor haarkleur staan uit

          maagcel : genen voor productie maagzuur staan aan

Ga aan de slag met:

• Lezen blz. 106 t/m 108
  
• Maken Opdr. 1 t/m 10 blz. 109-114

Klaar met het bovenstaande?

• Verder werken/lezen
• Samenvatten
• Ander huiswerk
• Boek lezen

Zs = Werken in stilte

• Geen vinger opsteken
• Aan het werk
• Stil en stoor niemand
• Blijf op je plek

Ga aan de slag met:

• Lezen blz. 106 t/m 108
  
• Maken Opdr. 1 t/m 10 blz. 109-114

Klaar met het bovenstaande?

• Verder werken/lezen
• Samenvatten
• Ander huiswerk
• Boek lezen

Zf = Werken met fluisteren

• Geen vinger opsteken
• De docent komt langs
• Aan het werk
• Fluister alleen met de persoon naast je
• Blijf op je plek

Opruimdienst

Vandaag zijn dit

• Alle tafels recht
• Stoelen aangeschoven
• Grond vrij van afval
• Tafels leeg