Havo H26 Begrote en werkelijke winst

Havo H26 Begrote en werkelijke winst
Paragraaf 26.1 Omzetbelasting
Paragraaf 26.2 Verkoopprijs
Paragraaf 26.3 Begrote winst
Paragraaf 26.4 Werkelijke winst 
Paragraaf 26.5 Verschillenanalyse
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
BedrijfseconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Havo H26 Begrote en werkelijke winst
Paragraaf 26.1 Omzetbelasting
Paragraaf 26.2 Verkoopprijs
Paragraaf 26.3 Begrote winst
Paragraaf 26.4 Werkelijke winst 
Paragraaf 26.5 Verschillenanalyse

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
Na afloop van deze les weet je hoe je:
  1. de verkoopprijs berekent met een winstopslag 
  2. de brutowinstmarge berekent
  3. de begrote en werkelijke winst berekent met én zonder specificatie van het financieringsresultaat
  4. een verschillenanalyse opstelt

Slide 2 - Diapositive

Verkoopprijs
Een stoel kost inkoop € 40, de ondernemer rekent een winstopslag van 150% van de inkoopprijs. Bereken de verkoopprijs van de stoel 

  • Inkoopprijs                                     100 %
  • Winstopslag  +                                   X%  +
  • Verkoopprijs                           100 + X%
 
  • De verkoopprijs ook wel consumentenprijs genoemd is de prijs die je in de winkel betaalt zonder BTW
Inkoop € 40 = 100% 
Winstopslag = 150% x € 40 = € 60 
Verkoopprijs = € 40 + € 60 = € 100

Slide 3 - Diapositive

Verkoopprijs
Een stoel kost inkoop € 40, de ondernemer rekent een winstopslag van 50% van de verkoopprijs. Bereken de verkoopprijs van de stoel 

  • Inkoopprijs                              € 40 =  .....%
  • Winstopslag  +                                     50 %  +
  • Verkoopprijs                                       100 %
 
  • De verkoopprijs ook wel consumentenprijs genoemd is de prijs die je in de winkel betaalt zonder BTW
De verkoopprijs is hierbij 100%. De winstopslag is 50% van de verkoopprijs wat betekent dat de inkoopprijs eveneens 50% van de verkoopprijs is. 
De inkoopprijs is gegeven en bedraagt € 40. 
De verkoopprijs = € 40 + € 40 = € 80 

Slide 4 - Diapositive

Brutowinstmarge
  • De brutowinstmarge is de brutowinst uitgedrukt als percentage van de inkoopprijs

Omzet 
Inkoopwaarde van de omzet -
Brutowinst 

  • Brutowinstmarge =  


inkoopprijsbrutowinst

Slide 5 - Diapositive

Brutowinstmarge voorbeeld
De inkoopprijs van een laptop is € 900. De verkoopprijs is
€ 1.500.
  • Bereken de brutowinstmarge in euro's 
  • Bereken de brutowinstmarge in procenten van de inkoopprijs 
600 : 900 x 100% = 66,7%
1500 - 900 = 600

Slide 6 - Diapositive

De inkoopprijs van een telefoon van het merk Samsung is € 400. De verkoopprijs van de telefoon is € 900.

Bereken de brutowinstmarge in euro's.

Slide 7 - Question ouverte

De inkoopprijs van een telefoon van het merk Samsung is € 400. De verkoopprijs van de telefoon is € 900.

Bereken de brutowinstmarge in procenten van de inkoopprijs

Slide 8 - Question ouverte

De inkoopprijs van een Gucci-riem is € 150. De brutowinstmarge is 120%. Bereken de verkoopprijs.

Slide 9 - Question ouverte

 Belasting toegevoegde waarde
  • Btw / omzetbelasting = de belasting die de overheid heft over de verkoop van goederen en diensten
  • De ondernemer betaalt btw over ingekochte goederen en diensten
  • De ondernemer rekent btw over verkochte goederen en diensten; hij ontvangt deze van zijn klanten.  
  • De ondernemer mag de betaalde btw met de ontvangen btw verrekenen. 
  • Voor de ondernemer is de btw geen kostenpost


Slide 10 - Diapositive

Rekenen met BTW
Verkoopprijs jas € 125, btw-tarief 21%. 

  • Bereken het btw-bedrag 
  • Bereken de consumentenprijs
125/ 100 x 21 = 26,25
125 x 1,21 = 151,25

Slide 11 - Diapositive

Rekenen met BTW
Een spijkerbroek kost € 129,95 incl. 21% btw

  • Bereken het btw-bedrag
  • Bereken de consumentenprijs exclusief btw 
129,95/ 121 x 21 = 22,55
129,95/121 x 100 = 107,40

Slide 12 - Diapositive

De brutowinstmarge is .......
A
een percentage van de verkoopprijs
B
een percentage van de omzet
C
een percentage van de btw
D
een percentage van de inkoopprijs

Slide 13 - Quiz

Hoe bereken ik de verkoopprijs?
A
omzet + brutowinstmarge
B
verkoopprijs + brutowinstmarge
C
inkoopprijs + btw
D
inkoopprijs + brutowinstmarge

Slide 14 - Quiz

Wat is de consumentenprijs?
A
verkoopprijs zonder btw
B
de btw
C
verkoopprijs met btw
D
inkoopprijs

Slide 15 - Quiz

26.3 Begrote winst
  • Begrote winst = voorcalculatorische winst, de winst die je verwacht te realiseren in een toekomstige periode.
  • Na afloop van de begrotingsperiode stel je de werkelijke winstopstelling op. 
  • Met de verschillenanalyse geef je inzicht in de verschillen tussen je begroting en de werkelijkheid

Slide 16 - Diapositive

26.3 Begrote winst
Berekenen met
Omzet (opbrengsten) 
Inkoopwaarde van de omzet -
Brutowinst 
Overige (bedrijfs-)kosten        -       
Nettowinst    

Slide 17 - Diapositive

26.3 Financieringsresultaat 
Als het financieringsresultaat apart wordt weergegeven dan maken de rente-ontvangsten geen onderdeel uit van de opbrengsten en zijn de rentekosten geen onderdeel van de overige (bedrijfs-)kosten.

De rente-ontvangsten en -kosten worden apart weergegeven. Het verschil tussen de rente-ontvangsten en -kosten is het financieringsresultaat. 

Zie uitwerking opgave 26.9 

Slide 18 - Diapositive

26.4 Werkelijke winst 
De opstelling van de werkelijke winst is hetzelfde als de opstelling van de begrote winst alleen nu met de cijfers zoals deze werkelijk zijn geweest. 

Slide 19 - Diapositive

26.5 Verschillenanalyse
Je maakt een vergelijking tussen de verwachte winst en de werkelijke winst en analyseert de verschillen; 
  • Waarom is de brutowinst hoger/lager dan verwacht; verandering verkoopprijs, verandering inkoopprijs en/of verandering afzet? 
  • Welke kosten zijn er hoger/lager dan verwacht en hoe komt dat? 

Slide 20 - Diapositive

Welke beleidsmaatregelen ga je nemen om voor de volgende periode een zo realistisch mogelijke begroting op te kunnen stellen? 

Voorbeeld: hogere inkoopprijs of kosten? 
  • kun je goedkoper inkopen? 
  • inkoopprijs/ kosten voor hoger bedrag begroten? 
  • hogere inkoopprijs/ kosten ten laste van winst of doorberekenen in verkoopprijs? 

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Vidéo