Thema 2, week 1 Les 1 woorden met eten en drinken

lesdoel

Ik weet wat de woorden over eten en drinken betekenen.
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
TaalBasisschoolGroep 8

Cette leçon contient 16 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 20 min

Éléments de cette leçon

lesdoel

Ik weet wat de woorden over eten en drinken betekenen.

Slide 1 - Diapositive

onderstreep de woorden in het verhaal!

Slide 2 - Diapositive

alcoholisch
als er alcohol in iets zit



Alcoholische dranken mag je niet zo maar kopen, dan moet je 18 jaar oud zijn.

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

de amuse
(twee amuses)
een klein hapje dat je vooraf of tussen twee gangen
  door krijgt.

Het diner in het restaurant begon met een kleine amuse.


Slide 5 - Diapositive

culinair
alles wat hoort bij het maken van lekker eten.

Mijn moeder heeft ons weer culinair flink verwend. Het was weer een culinair hoogstandje.

Slide 6 - Diapositive

de delicatesse
(twee delicatessen)

lekker en bijzonder eten


Sommige mensen vinden oesters een delicatesse.


Slide 7 - Diapositive

de etagère
(twee etagères)
boven elkaar geplaatste borden in een rekje waar je
  kleine hapjes mee opdient.

De gebakjes werden mooi geserveerd op een etagère.


Slide 8 - Diapositive

garneren
(garneerde, heeft gegarneerd)

een gerecht mooi maken met versieringen.

Ik garneer de soep met wat groene verse kruiden.


Slide 9 - Diapositive

De taart is gegarneerd met fruit en slagroom

een gerecht mooi maken met versieringen..

Ik garneer de soep met wat groene verse kruiden.


Slide 10 - Diapositive

de gastronomie
alles wat te
  maken heeft met lekker eten en drinken.

De Arabische gastronomie staat bekend om zijn heerlijke couscous.

Slide 11 - Diapositive

de horeca
restaurants, cafés en
  hotels.


Alle horeca heeft het zwaar door Covid-19 .

Slide 12 - Diapositive

het kliekje
(twee kliekjes)
een restje van een maaltijd.


Vanavond eten wij de kliekjes van afgelopen dagen.


Slide 13 - Diapositive

verschrompelen
(verschrompelde, heeft verschrompeld)

uitdrogen en daardoor kleiner
  en rimpeliger worden.

Die appel eet ik niet meer die is verschompeld.


Slide 14 - Diapositive

voorschotelen
(schotelde voor, heeft voorgeschoteld)

iemand een gerecht
  opdienen.

Voor ons eindfeest in groep 8 krijgen wij een pizza voorgeschoteld.


Slide 15 - Diapositive

watertanden
(watertandde, heeft gewatertand)

iets
  heel graag willen opeten.

Deze ijscoupes zijn om te watertanden.


Slide 16 - Diapositive