Regenten en Vorsten Groep 6

Regenten & Vorsten
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisBasisschoolGroep 6-8

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Regenten & Vorsten

Slide 1 - Diapositive

Wanneer was het tijdvak
'Regenten en Vorsten'
A
1000 - 1500
B
1400-1500
C
1500-1600
D
1600-1700

Slide 2 - Quiz

Hoe heet de tijd van 1600-1700?
A
Gouden eeuw
B
De zilveren eeuw
C
Bronzen eeuw
D
Eeuw

Slide 3 - Quiz

Wat is een regent?
A
Een vorst
B
Een koopvaarder
C
Een rijke handelaar die bestuurt
D
Een slaaf

Slide 4 - Quiz

Een vorst is een...
A
Koning
B
Keizer
C
Admiraal
D
Geus

Slide 5 - Quiz

Wat is de Gouden Eeuw?
A
Een tijd dat het erg slecht ging in Nederland
B
Een tijd dat het erg goed ging in Nederland
C
Een tijd dat alles van goud was
D
Een tijd dat het tien jaar erg goed gaat

Slide 6 - Quiz

Wat is een polder?

Slide 7 - Question ouverte

Waar gebruikten wij een polder voor?

Slide 8 - Question ouverte

Wat was het eerste meer wat werd drooggemalen?
A
De Schemer
B
Het Haarlemmermeer
C
De Beemster
D
De Noordzee

Slide 9 - Quiz

Noem een bekende schilder uit de Gouden Eeuw

Slide 10 - Question ouverte

Wie hadden er geen ambacht?
A
Boer
B
Timmerman
C
Kaasmaker
D
Zeilmaker

Slide 11 - Quiz

Peper, nootmuskaat, kaneel.
Dit noem je ook wel met een moeilijk woord...

Slide 12 - Question ouverte

Vul het goede woord in. 
Je kan kiezen uit: tuinbouw, veeteelt, portret, gracht, waag. 
1:   In de ...... werden vroeger koopwaar gewogen.
2:  Bij ........................   werden dieren gehouden op een boerderij. De dieren gaven melk, vlees en wol. 
3: Bij ................ werden groente, fruit en bloemen verbouwt. 
4:  Een kanaal in de stad heet een ................
5:   Rembrandt schildert een ........... van een rijke man.

Slide 13 - Diapositive

Vul het goede woord in. Je kan kiezen uit: specerij, cacao, polder, kunst, macht. 
1:   Een .............. is een stuk land met dijken eromheen. Vroeger was hier water. 
2:   Iemand maakt ...............  . Dit zijn mooie dingen die mensen maken. 
3: Hier wordt chocolade van gemaakt: ...................
4:  Het ............ wordt gebruikt om eten lekker te maken maar ook als een medicijn. 
5: Als iemand doet wat jij zegt, heb je........................

Slide 14 - Diapositive