3.2 Genen (7-11-'23)

1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2,3

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Naleven regels...
- Plaatsnemen volgens plattegrond
- telefoons in telefoontas op nummer (gebruik=lesverwijdering!)
- Stappenplan:
  1: naam op bord
  2: streepje erachter = strafwerk
  3: 2-de streepje = lesverwijdering + uur nakomen
- Grensoverschrijdens gedrag? --> direct lesverwijdering!

Slide 2 - Diapositive

Planning
- herhalen 3.1  'genotype & fenotype'
- leerdoelen
- nieuwe stof 3.2  'genen'
- leerdoelen herhalen
- aan de slag

Slide 3 - Diapositive

Gemaakt huiswerk

- Opdracht 1 t/m 6 (3 niet!)

Slide 4 - Diapositive

3.2 Genen

Slide 5 - Diapositive

Leerdoel
Je kunt omschrijven wat homozygoot, heterozygoot, dominant, recessief en intermediair fenotype betekenen.


Je kunt verschillende allelen hebben voor een eigenschap. Welke eigenschap je dan krijgt, hangt af van de sterkte van het allel.

Slide 6 - Diapositive

Homozygoot
Homo = gelijk

De genen zijn gelijk


Slide 7 - Diapositive

Homozygoot

Beide genen zeggen hetzelfde 
(krullend haar)

Slide 8 - Diapositive

Heterozygoot
Hetero = ongelijk

Genen zijn ongelijk

Steil en krullend

Slide 9 - Diapositive

Dominant
'Sterker'

Komt altijd tot uiting in het fenotype

Aangeduid met een hoofdletter (A)



Slide 10 - Diapositive

Recessief 
Komt alleen tot uiting in het fenotype als er geen dominant gen aanwezig is

Aangeduid met een kleine letter (a)

Slide 11 - Diapositive

Intermediair: Beide fenotypen komen tot uiting 

Intermediair fenotype

Slide 12 - Diapositive

Intermediair fenotype: 

Slide 13 - Diapositive

Opdracht
Samen lezen 3.2 en markeer indien nodig!
Maak opdrachten van 3.1:  1 t/m 3
Van 3.1: 1 t/m 6 (3 niet!)

timer
1:00

Slide 14 - Diapositive


Bekijk de afbeelding hiernaast. Is de vader, homozygoot, heterozygoot of niet te zeggen?
A
Homozygoot
B
Heterozygoot
C
Niet te zeggen

Slide 15 - Quiz


Bekijk de afbeelding hiernaast. Is de zoon, homozygoot, heterozygoot of niet te zeggen?
A
Homozygoot
B
Heterozygoot
C
Niet te zeggen

Slide 16 - Quiz


De vader is Heterozygoot voor haarkleur. Zijn haar is bruin. Wat is het dominante gen?
A
Bruin
B
Rood
C
Bruin en rood
D
Geen van beiden

Slide 17 - Quiz


Bekijk de afbeelding hiernaast. De vader is heterozygoot voor de haar kleur bruin. Hoe noteer je dit?
A
AA
B
Aa
C
aa

Slide 18 - Quiz

AA is
AA staat voor 
A
homozygoot dominant
B
heterozygoot
C
homozygoot recessief

Slide 19 - Quiz

aa
aa staat voor 
A
homozygoot dominant
B
heterozygoot
C
homozygoot recessief

Slide 20 - Quiz

Aa
Aa staat voor 
A
homozygoot dominant
B
heterozygoot
C
homozygoot recessief

Slide 21 - Quiz

Hoe noem je het als de genen voor een eigenschap verschillend zijn?
A
Homozygoot
B
Heterozygoot

Slide 22 - Quiz

Welke soort genen geef je aan met een hoofdletter, bijvoorbeeld A?
A
Dominante genen
B
Recessieve genen

Slide 23 - Quiz

Leerdoel
Je kunt omschrijven wat homozygoot, heterozygoot, dominant, recessief en intermediair fenotype betekenen.


Je kunt verschillende allelen hebben voor een eigenschap. Welke eigenschap je dan krijgt, hangt af van de sterkte van het allel.

Slide 24 - Diapositive