Herhaling psychiatrische aandoeningen sprt 1-2

Psychiatrische aandoeningen

Leerjaar 2, sprint 1 en 2
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
ApotheekMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

Psychiatrische aandoeningen

Leerjaar 2, sprint 1 en 2

Slide 1 - Diapositive


Schilderij Matan; psychose
Schizofrenie valt onder de psychotische ziektebeelden
A
Waar
B
Niet waar

Slide 2 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Noem enkele angststoornissen?

Slide 3 - Carte mentale


-gegeneraliseerde angststoornis met als uitingsvorm overspannenheid,
- paniekstoornis, waarvan bijvoorbeeld hyperventilatie een uitingsvorm is
- obsessieve compulsieve stoornis (OCS) met als uitingsvorm dwanghandelingen
- posttraumatische stressstoornis, waarbij een ingrijpende gebeurtenis telkens weer wordt herbeleefd
- fobieën met als uitingsvorm examenvrees, pleinvrees, angst voor liften, enz.

Angst, schuldgevoel, vermoeidheid,
slapeloosheid en onredelijke zelfbeschuldiging zijn klachten die horen bij:
A
Vitale depressie
B
Bipolaire stoornis
C
Psychose
D
Fobie

Slide 4 - Quiz


een depressie met ontregeling van de vitale functies: eten, slapen en dag-nachtritme
Een belangrijke groep bij de behandeling van depressie zijn de SSRI's. Wat is de betekenis hiervan?
A
Speciale selectieve heropnameremmers
B
Selectieve serotonine heropnameremmers
C
Selectieve serotonine remmers
D
Selectieve serotonine risico inventarisatie

Slide 5 - Quiz


Remmen selectief de synaptische heropname van serotonine in het presynaptische neuron, waardoor de beschikbaarheid van serotonine in het centrale zenuwstelsel in de synaptische spleet toeneemt;
Benzodiazepinen hebben een kleine therapeutische breedte waardoor risico op zelfdoding hiermee hoog is.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quiz


Hebben een grote therapeutische breedte, waardoor er geen suïcidegevaar is.  
Wat is de werking van een antipsychoticum?
A
Beïnvloeden in het centrale zenuwstelsel de opname van dopamine
B
Blokkeren de heropname van serotonine
C
Beïnvloeden in het zenuwstelsel de impulsoverdracht, waardoor emoties onderdrukt worden.
D
A, B en C zijn juist

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Na starten met een antidepressiva is het antidepressieve effect merkbaar na:
A
2-4 dagen
B
6-8 weken
C
1 week
D
2-4 weken

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat voor een type therapie is de behandeling met antipsychotica van schizofrenie?
A
Symptomatische
B
Causale

Slide 9 - Quiz


Een symptomatische therapie, want de oorzaak wordt niet weggenomen. De
geneesmiddelen moeten preventief gebruikt worden.
Causaal; oorzaak wordt weggenomen
Welke van de onderstaande middelen is GEEN SSRI?
A
Citalopram
B
Paroxetine
C
Sertraline
D
Olanzapine

Slide 10 - Quiz


Olanzapine is een antipsychotica
Wat zijn anticholinergische bijwerkingen?
A
Ook wel cardiovasculaire bijwerkingen genoemd: verlenging QT-interval
B
Droge mond, obstipatie, misselijkheid ed, urineretentie, wazig zien, verwardheid bij ouderen
C
Gewichtstoename, sedatie
D
Epileptische insulten, convulsies

Slide 11 - Quiz


Anticholinerge bijwerkingen berusten op een ongewenste blokkade van cholinerge receptoren.
Droge mond, obstipatie, snelle hartactie, pupilverwijding, wazig zien, transpireren, misselijkheid, moeite met urineren, geheugenstoornissen, verwardheid, hallucinaties. 
 Behandeling bestaat uit verlagen van de dosis van het antipsychoticum of overschakelen op een ander antipsychoticum.
Wanneer men moeite heeft met inslapen kies je voor een benzodiazepine met een korte T1/2.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quiz


Bij moeite met doorslapen benzo met lange T1/2
Bij welke andere aandoeningen worden antipsychotica nog meer gebruikt?
A
Bij behandeling van ernstige pijn en bij sommige vormen van braken.
B
Bij de behandeling van duizeligheid
C
Bij de behandeling van bepaalde hoofdpijnklachten
D
Voor het stoppen met roken

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hypnotica worden gegeven...
A
om een gevoel van kalmte en rust te geven.
B
om angst te onderdrukken
C
in een zodanige dosering dat er slaap door wordt opgewekt.

Slide 14 - Quiz


sedativa = kalmte en rust
anxiolytica = angst onderdrukken
Wat is een depressie?
A
Een sombere stemming gekenmerkt door schizofrenie en veel verdriet
B
Psychotische aanvallen waardoor somber
C
Een sombere stemming door bepaalde gebeurtenis en vaak na een korte periode weer verdwijnt
D
Een sombere stemming waarvan ernst en de duur niet in verhouding staan tot directe aanleiding

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij welk ziektebeeld is lithium het belangrijkste geneesmiddel?
A
Depressie
B
Bipolaire stoornis
C
Angststoornissen
D
Schizofrenie

Slide 16 - Quiz


Hoort bij sprint 3; nog niet behandeld
Lithium heeft een kleine therapeutische breedte. Wat is GEEN teken van overdosering?
A
Tremor van de handen
B
Gewichtstoename
C
Gewichtsafname
D
Extreme dorst en veel plassen

Slide 17 - Quiz


Dit zijn ook bijwerkingen
Hallucinaties en wanen komen veelal voor bij
A
fobieën
B
paniekstoornissen
C
depressie
D
psychosen

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

'Ze zeggen plotseling hun baan op, slagen er maar niet in om een opleiding af te maken of om vriendschappen en relaties te behouden.'
Welke 'stoornis' wordt hier bedoeld?
A
Bipolair
B
Psychose
C
Borderline
D
Angststoornis

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Obsessief-compulsieve stoornis (OCS) kenmerkt zich door:
A
dwanghandelingen
B
herbeleven ingrijpende gebeurtenis
C
bepaalde vrees, bv examenvrees
D
hyperventilatie

Slide 20 - Quiz


B= PTSS
C=fobieën
D=paniekstoornis