6.3 Beenverbindingen

6.3 Beenverbindingen
Basisstof 3
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

6.3 Beenverbindingen
Basisstof 3

Slide 1 - Diapositive

Terugblik!

Slide 2 - Diapositive

Welke stof zorgt voor de soepelheid/beweegbaarheid van de botten?
A
Kalkstof
B
lijmstof

Slide 3 - Quiz

Leg in eigen woorden uit waarom baby's bijna nooit een bot breken.

Slide 4 - Question ouverte

welke stof beschermt onze botten tegen slijtage?
A
lijmstof
B
kalk
C
kraakbeen

Slide 5 - Quiz

De beenderen van een kind bevatten meer kalk dan de beenderen van een oudere
A
ja
B
nee

Slide 6 - Quiz

Het skelet van een volwassen mens bestaat uit:
A
500 botten
B
206 botten
C
350 botten
D
150 botten

Slide 7 - Quiz

Welk deel van de wervelkolom zit vast aan je heupbeenderen?
A
Staartbeen
B
Wervelkolom
C
Lendenwervels
D
Heiligbeen

Slide 8 - Quiz

Wat zijn de functies van het skelet?

Slide 9 - Question ouverte

Wat is de antagonist van de armbuigspier?

Slide 10 - Question ouverte

Welke spier wordt bij deze oefening uitgerekt.
A
De achterste dijspier
B
De kuitspier
C
De scheenbeenspier
D
De voorste dijspier

Slide 11 - Quiz

Welke spieren vormen een antagonistisch paar?
Spier 1 en ....
Spier 2 en ....
1
2
3
4

Slide 12 - Question de remorquage

De spier die het been laat buigen is de ....
De spier die het been weer strekt is de ....
Achterste dijspier
Voorste dijspier

Slide 13 - Question de remorquage

Welke spieren zijn geen voorbeeld van antagonisten


A
De achterste dijbeenspier en grote bilspier
B
De buikspieren en de rugspieren
C
De armbuigspier en de armstrekspier
D
De voorste dijbeenspier en de achterste dijbeenspier in het been

Slide 14 - Quiz

Opletten: nog even over spieren!

Slide 15 - Diapositive

Bouw van een spier
  • Spiercellen vormen spiervezels
  • Groepjes spiervezels vormen spierbundel. 
  • Om spierbundel zit een laag bindweefsel.
  • Één spier heeft meerdere spierbundels.  
  • Om de spier ligt een laag bindweefsel: de spierschede
  • Bindweefsel van de spierschede is bij de uiteinden aan elkaar gegroeid = pees
  • Pezen zitten vast aan botten

Slide 16 - Diapositive

Werking van een spier
Wat heeft een spier nodig om te werken?
  • Een impuls vanuit het zenuwstelsel
  • Energie uit voedingsstoffen en zuurstof (verbranding). 
  • Wat komt er vrij: warmte, CO2 en beweging

Slide 17 - Diapositive

Gescheurde pees
Wanneer pezen afscheuren, zitten de spieren niet meer vast aan de beenderen. Deze kunnen dan niet meer bewegen. 

Slide 18 - Diapositive

Leerdoelen
6.3.6 Je kunt de bouw van een gewricht beschrijven.



Je botten zitten aan elkaar vast met gewrichten. Door gewrichten kan je lichaam soepel bewegen.



Slide 19 - Diapositive

4 soorten beenverbindingen
Vergroeid
De botten zijn aan elkaar gegroeid en zien er uit als 1 bot.

Het is onbeweeglijk
Naadverbinding
De botten zijn aan elkaar gegroeid.
Maar je ziet nog een naad tussen de botten.

Het is onbeweeglijk!
Kraakbeen verbinding
De botten zijn aan elkaar verbonden met behulp van kraakbeen
Hierdoor kunnen de botten een klein beetje bewegen.

Plaats: tussen het borstbeen en de ribben
             tussen de wervels
Gewrichten
de botten zijn aan elkaar verbonden met een gewricht. 
Het is heel erg beweeglijk
er zijn meerdere soorten gewrichten

Slide 20 - Diapositive

Vergroeid
Het heiligbeen en het staartbeen bestaan uit wervels die met elkaar zijn  vergroeid. Daardoor lijkt het één bot te zijn. Botten die met elkaar vergroeid zijn, kunnen niet bewegen. 

Slide 21 - Diapositive

Naadverbindingen:
Hierboven zie je een schedel. Op de schedel zie je naden. De schedelbeenderen kunnen niet bewegen. Daardoor is de schedel stevig. 

Slide 22 - Diapositive

Bij een nieuw geboren baby zijn de botten van de schedel nog niet verbonden door naden. Er zijn ruimtes tussen de beenderen. Deze ruimtes heten fontanellen. De schedelbeenderen kunnen bewegen, en over elkaar heen schuiven. Het hoofd kan dus smaller worden zodat de baby past. 
Fontanellen in het blauw
Minuten na de geboorte                 Na 24 uur 

Slide 23 - Diapositive

Kraakbeen
Tussen het borstbeen en de ribben zit kraakbeen. Kraakbeen kan buigen. Daardoor is er een beetje beweging mogelijk. Tussen de wervels van de wervelkolom zit ook kraakbeen. Elke wervel kan een klein beetje bewegen. Al deze kleine bewegingen bij elkaar opgeteld maken dat je je wervelkolom goed kunt bewegen. 

Slide 24 - Diapositive

Gewrichten
In je been heb je een dijbeen en een scheenbeen. Daartussen zit je knie. Door de knie kun je je been buigen. Daardoor kun je soepel bewegen. Probeer maar eens te lopen zonder je knie te buigen, dat is erg lastig.

De knie is een gewricht. Een gewricht is een verbinding tussen twee botten die beweging mogelijk maakt. 

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Vidéo

Bouw van een Gewricht
In de afbeelding  zie je de doorsnede van een gewricht. Het uiteinde van één bot is bol. Dit heet de gewrichtskogel. Het uiteinde van het andere bot is hol. Dit heet de gewrichtskom


Slide 27 - Diapositive

Een gewricht
De gewrichtskogel beweegt in de gewrichtskom. Deze beweging gaat soepel door kraakbeen en door gewrichtssmeer.
• Op de kop van elk bot zit een laagje kraakbeen. Door dit kraakbeen kunnen de botten gemakkelijker bewegen. Het kraakbeen beschermt de botten ook tegen slijten.
• Tussen de botten zit gewrichtssmeer. Dit werkt als een soort smeervet. Door het gewrichtssmeer kunnen de botten soepeler bewegen.
Kraakbeen

Slide 28 - Diapositive

Gewrichtskapsel
Om het gewricht heen zit een stevig vlies. Dit vlies heet gewrichtskapsel. Het gewrichtskapsel houdt de botten bij elkaar. Het gewrichtskapsel maakt ook het gewrichtssmeer.

Hiernaast zie je de knie. Om het gewricht zitten kapselbanden. De kapselbanden zijn een extra versteviging. Ze helpen mee om de botten op hun plaats te houden. Niet alle gewrichten hebben kapselbanden. 
Hypermobiel
Bij mensen die hypermobiel zijn, zijn de  banden en pezen te soepel. De kapselbanden houden de gewrichtkogel niet meer op de plek in de gewrichtskom, de  gewrichten krijgen daardoor niet genoeg steun en worden te beweeglijk.

Slide 29 - Diapositive




Bij een kogelgewricht zijn bewegingen in verschillende richtingen mogelijk. Bv. de schouder en je heup. De gewrichtskogel van het ene bot draait in de kom van het andere
2 Soorten gewrichten:
 1) Kogelgewricht
2) Scharniergewricht
1) Kogelgewricht

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Vidéo

2) Scharniergewrichten 
Met deze maak je alleen een beweging heen en terug (of open en dicht zoals een deur). Bv. je vingers, je knie en je elleboog). 

Slide 32 - Diapositive

0

Slide 33 - Vidéo

Aan het werk! Biologie
Wat? 6.3  Beenverbindingen - opdrachten 13 t/m 19

Hoe? Als het bord op rood staat werk je alleen en in stilte.
Als het bord op groen staat mag je fluisterend overleggen met je buurman. 
Heb je vragen? Steek je hand op en ik kom bij je. 
Klaar? Ga verder met je samenvatting!

timer
1:00

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Diapositive