Oefenen pw taalbewustzijn H4

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo lwoo, b
• Leerjaar 1

OEFENEN voor het PW

Noteer het werkwoord van deze zin:

Oma bakt een cake.

Noteer het werkwoord van deze zin:

Jullie smeren je brood.

Noteer het werkwoord van deze zin:

Ik fiets harder dan Leo.

Noteer het werkwoord van deze zin:

Draait de DJ een plaatje?

Noteer de persoonsvorm van deze zin:

Harco vertelt een mooi verhaal.

Noteer de persoonsvorm van deze zin:

Mijn vader repareert de auto.

Noteer de persoonsvorm van deze zin:

New York heeft mooie straten.

Noteer het werkwoordelijk gezegde van deze zin:

Hoe maak jij die lekkere saus?

Noteer het werkwoordelijk gezegde van deze zin:

Weet jij wie de winnaar is?

Noteer het werkwoordelijk gezegde van deze zin:

Jan wil als het regent niet buiten spelen.

Noteer het werkwoordelijk gezegde van deze zin:

Leonie heeft een mooi kleedje gehaakt.

Noteer het werkwoordelijk gezegde van deze zin:

Mijn neef speelt graag met Lego.

Maak een zin met het werkwoord 'varen', waarin 'varen' de pv is. Je mag het woord vervoegen.

Doe van de volgende zin de tijdproef en schrijf de persoonsvorm op.
Mijn kat spint graag op de bank.

SPELLING

Noteer de ik-vorm van het werkwoord
gillen

Noteer de ik-vorm van het werkwoord
zijn

Noteer de ik-vorm van het werkwoord
harken.

Noteer de ik-vorm van het werkwoord
verven.

Noteer de ik-vorm van het werkwoord
betalen.

Noteer het hele werkwoord van elke persoonsvorm.

Joop aaide het paard voorzichtig.

Noteer het hele werkwoord van elke persoonsvorm.

De koe geeft melk.

Vul de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd in.

De makelaar ... (verkopen) het huis.

Vul de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd in.

Wat ... (vinden) jij van mijn nieuwe telefoon?

Vul de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd in.

Die film ... (eindigen) met een gevecht.

kies uit ij of ei.

De g...t eet sla.

1. ei
2. ij

kies uit ij of ei.

De juf z... 'dat heb jij goed gedaan!'

1. ei
2. ij

kies uit g, gg of ch

Ei...enlijk wil ik liever sporten dan film kijken.

1. g
2. gg
3. ch

Verbeter de zin:
Geef me ff een de pindakaas door.

Verbeter de zin:
Zin in de vakantie?

Wilt u even met mij meelopen?

1. formele taal
2. informele taal

Ga allemaal maar staan!

1. formele taal
2. informele taal

Je spreekt met klasgenoten af dat je een schoolfeest gaat organiseren. Welke taal spreek je?

1. formele taal
2. informele taal

Wat is vaktaal?

1. Een taal die heel goed gesproken wordt.
2. Een taal die bij een bepaald beroep hoort.
3. Taal voor vakken zoals Nederlands, aardrijkskunde of wiskunde.
4. Taal die aangeeft wat er in de vakken in de winkels ligt.

Sporttaal en vaktaal zijn voorbeelden van groepstalen. Noem nog een andere groepstaal.