Paragraaf 5 Lenen en Betalen

3 VMBO
2.5 Lenen en betalen
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

3 VMBO
2.5 Lenen en betalen

Slide 1 - Diapositive

Lenen: 
Lenen betekent dat je geld gebruikt dat van een ander is.
Redenen om geld te lenen:
1. Je wilt iets duurs kopen, zoals meubels of een auto en je wilt niet wachten tot je het bedrag bij elkaar gespaard hebt.
2. Je hebt onverwacht dringend geld nodig. Bijvoorbeeld om een dure reparatie te betalen.

Slide 2 - Diapositive

Vragers en aanbieders van geld:
Spaarders en leners zijn 
- Consumenten
- Producenten
- Overheid

Spaarders zijn aanbieders van geld. ( zij zetten hun geld op een spaarrekening)
Leners zijn vragers naar geld.  ( zij krijgen het geld van de spaarders)

Banken zijn dus bemiddelaars tussen vragers en aanbieders van geld. 

Slide 3 - Diapositive

Wanneer wordt lenen aantrekkelijker?
Als je denkt dat je in de toekomst meer gaat verdienen, maakt dat lenen aantrekkelijk.  ( HOGERE INKOMSTEN)

Ook het vooruitzicht op inflatie maakt lenen aantrekkelijker: hoe eerder je iets koopt, des te lager de prijs. ( INFLATIE)

Slide 4 - Diapositive

Leenvormen
  • Persoonlijke lening
  • Doorlopend krediet   (consumptief krediet)
  • Hypotheeklening

Slide 5 - Diapositive

Persoonlijke lening
  • Vast bedrag
  • Aflossen in vaste gelijke termijnen
  • Termijn is aflossing +rente

Slide 6 - Diapositive

Persoonlijke lening

termijnbedrag x aantal maanden = totale kosten


totale kosten - lening = kredietkosten



Slide 7 - Diapositive

Opgave 





Voor de aanschaf van een tweedehands sportauto sluit je een persoonlijke lening af. Je leent €25.000 met de looptijd van drie jaar.

Bereken de kredietkosten van deze lening.




Slide 8 - Diapositive

Antwoord
a. Kredietkosten = (aantal maanden x maandbedrag) - lening
Je betaalt 36 x  € 771,62 = € 27.778,3
De kredietkosten zijn €  27.778,32) - € 25.000 = € 2.778,32


Slide 9 - Diapositive

Begrippen bij lenen

Effectieve rente = rente inclusief de bijkomende kosten van een lening
Termijn= Het bedrag dat iemand regelmatig moet betalen. ( leendeel van de aflossing + rente/kosten)
Krediet= Geldlening

Slide 10 - Diapositive


Wat is GEEN leenmotief?
A
Lenen voor een huis
B
Lenen voor een plotselinge dure reparatie aan de auto
C
Lenen voor een nieuwe caravan
D
Lenen vanwege de lage rente

Slide 11 - Quiz

Het verschil tussen
sparen en lenen is ......
A
Sparen geld kost
B
Lenen geld kost
C
Bij sparen geef je geld uit, bij lenen niet.
D
Bij lenen los je niets af, bij sparen wel.

Slide 12 - Quiz

Ander woord voor lenen
A
aflossing
B
krediet
C
termijn

Slide 13 - Quiz

Als je geld leent voor de aanschaf van duurzame consumptiegoederen spreek je van een ..
A
Hypothecaire lening
B
Persoonlijke lening
C
Consumptief krediet
D
Doorlopend krediet

Slide 14 - Quiz

De effectieve rente is hoger dan de rente
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quiz

Het aanbod van geld wordt geleverd door ...
A
de banken
B
de bedrijven
C
de leners
D
de spaarders

Slide 16 - Quiz

Maken paragraaf 2.5

Opdracht 6 tot met 11

Slide 17 - Diapositive