2024-10-08 Examentraining Schrijven (B1) OWR

Staatsexamen Schrijven Programma I
Doelen workshop:

- Ik kan vertellen hoe het Staatsexamen Schrijven Programma I eruitziet.
- Ik kan zinnen adequaat en grammaticaal correct aanvullen.
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2MBOStudiejaar 1-4

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Staatsexamen Schrijven Programma I
Doelen workshop:

- Ik kan vertellen hoe het Staatsexamen Schrijven Programma I eruitziet.
- Ik kan zinnen adequaat en grammaticaal correct aanvullen.

Slide 1 - Diapositive

Voorbereiden
Opdracht: Bespreek in duo's: Hoe lang duurt het examen Schrijven Programma I? Welke opdrachten moet je doen? Mag je wel of geen woordenboek gebruiken? Wat vind jij nog moeilijk bij schrijven?

Antwoorden:
  • 100 minuten
  • 8-10 zinnen schrijven
  • 2 korte teksten aanvullen
  • 2 korte teksten schrijven
  • Pocketwoordenboek Nederlands als tweede taal
  •  Je maakt het examen op de computer


timer
5:00

Slide 2 - Diapositive




Bij het aanvullen van zinnen word je beoordeeld op:
Inhoud: 1 punt
Grammatica: 1 punt

Slide 3 - Diapositive

Zinnen schrijven
Inhoud
De zin moet inhoudelijk adequaat zijn. Jouw uitwerking moet passen bij de opgave.
De lezer moet begrijpen wat je schrijft.
Je moet volledig zijn.

Grammatica
Woordvolgorde (hoofdzin, bijzin, hoofdzin met inversie). 
Werkwoorden (tijd/persoon).
Lidwoorden.
Voorzetsels.
Er.

Slide 4 - Diapositive

Signaalwoorden
Signaalwoorden geven een verband/relatie aan tussen zinnen en alinea's in een tekst.

  • Inhoud: welk verband bestaat er in de zin (wat moet je inhoudelijk schrijven).
  • Grammatica: welke zinsvolgorde moet je schrijven

Slide 5 - Diapositive

Signaalwoorden
  • Signaalwoorden hoofdzin - hoofdzin

WEMOD
Want
En
Maar
Of 
Dus

Slide 6 - Diapositive

Signaalwoorden
  • Signaalwoorden hoofdzin - bijzin
                                bijzin - hoofdzin met inversie
Alle andere signaalwoorden
Bijvoorbeeld:
Als                 Tenzij
Toen              Terwijl
Hoewel          Ondankt
Daarom         Omdat
Nadat            Voordat

Slide 7 - Diapositive

Signaalwoorden: tekstverbanden
reden/oorzaak
want, omdat, daarom
tijd
toen, terwijl, nadat, voordat, tot sinds, zodra
volgorde
eerst daarna, vervolgens, als laatste
tegenstelling
maar, hoewel, ondanks
voorwaarde
als, indien
opsomming
ten eerste, ten tweede, ten slotte, en, ook, bovendien
conclusie
dus
Signaalwoorden

Slide 8 - Diapositive

Oefening: Zinnen aanvullen
Opdracht: Vul bij oefening 1 t/m 8 de zinnen aan.

Let op de functie van het voegwoord of signaalwoord in de zin.
Let ook op de woordvolgorde in de hoofdzin of bijzin. 

Klaar? Bespreek je zinnen met een andere student.


Klassikaal nabespreken.
timer
25:00

Slide 9 - Diapositive


Pauze

Slide 10 - Diapositive

Het examen Schrijven B1
Je hebt voor het examen 100 minuten.
Dat is gemiddeld 8 minuten per opdracht! Verdeel de tijd dus goed over de verschillende opdrachten (bijvoorbeeld de opdrachten 1 t-m 8 maximaal 20 minuten en de opdrachten 9 t-m 12, elk 20 minuten per opdracht).

Het is belangrijk om:
  • te weten waarop je wordt beoordeeld.
  • te oefenen met schrijfopdrachten binnen een bepaalde tijd.
  • te weten wanneer je antwoord adequaatheid is.




Slide 11 - Diapositive

Inhoud
De inhoudsaspecten bestaan uit:
  • Adequaatheid/begrijpelijkheid
  • Samenhang
  • Woordgebruik

In de foto op de vorige slide kon je zien dat je voor adequaatheid/begrijpelijkheid de meeste punten kunt scoren.

Slide 12 - Diapositive

Vorm
De vormaspecten bestaan uit:
  • Grammaticale correctheid
  • Spelling

Je kunt de meeste punten behalen op het onderdeel grammaticale correctheid.

Slide 13 - Diapositive

Let op!
  • Je mag geen zinnen uit de opdracht overschrijven. Hiervoor krijg je geen punten.
  • Schrijf alleen op wat nodig is. Schrijf geen overbodige informatie op waar eventueel fouten in kunnen staan. Hierdoor kan het zijn dat je minder punten krijgt. 
  • Opdracht 1 t-m 8: geen punten voor adequaatheid/begrijpelijkheid is geen punten voor grammaticale correctheid. 

Slide 14 - Diapositive

Teksten schrijven
Tekstsoorten:

  • E-mail/briefje
  • Instructie
  • Verslag
  • Betoog (mening en argumenten)

    Slide 15 - Diapositive

    Samenhang
    • Verbindingswoorden/voegwoorden
    Zinnen in de tekst verbind je op een logische manier. 
    Zo wordt de tekst begrijpelijk.

    • Opbouw
    Alinea's
    Inleiding - kern - slot

    Slide 16 - Diapositive

    Voorbereiding
    • Inhoud
    In de opdracht staat precies welke inhoudspunten je moet verwerken. Zorg ervoor dat je al deze punten in je tekst schrijft.

    • Samenhang
    Bedenk welk verband je moet schrijven. Gaat het om een reden (want, omdat, daarom. Gaat het om een opsomming (ten eerste, ook, verder, bovendien, ten slotte). Gaat het om de volgorde (eerst, daarna, dan, als laatste).

    Slide 17 - Diapositive

    Oefening: Korte tekst schrijven
    Opdracht: Schrijf een korte tekst.

    • Lees de opdracht helemaal goed door. Begrijp je alles?
    • Schrijf de tekst (20 minuten).
    • We bespreken daarna de opdracht klassikaal na. 
    • Wat ging goed? Wat wil je verbeteren?

    Klaar? Bespreek je tekst met een andere student.

    timer
    20:00

    Slide 18 - Diapositive

    Ik vind Schrijven op B1:
    makkelijk / niet moeilijk
    niet moeilijk, maar ook niet makkelijk
    een beetje moeilijk
    erg moeilijk

    Slide 19 - Sondage