Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Lesson 50
Slide 1 - Diapositive
In today's lesson
- One of us is lying
- Herhalen Past Simple/Past Continuous
- Oefenen PS/PC
Slide 2 - Diapositive
Goal of this lesson
Je weet wanneer je de Past Simple of Past Continuous moet gebruiken
Slide 3 - Diapositive
Pak je laptop
Slide 4 - Diapositive
Past Simple
De Past Simple is de Engelse term voor de verleden tijd.
Je gebruikt deze vorm als je het hebt over
feiten, gewoonten of dingen die je doet met regelmaat
die in het verleden gebeurd zijn en nu helemaal klaar zijn.
stam +ed / onregelmatig werkwoord
Slide 5 - Diapositive
Past Continuous
De Past Continuous is de duurvorm in de verleden tijd. Je gebruikt deze vorm als je wil zeggen dat
iets op een bepaald moment in het verleden een tijd(je) aan de gang was
was/were & werkwoord +ing
Slide 6 - Diapositive
Welke mensen krijgen was/were
Slide 7 - Diapositive
Signaalwoorden
Voor de past continuous:
when, while
Voor de past simple zijn het vaak tijdsbepalingen uit het verleden: yesterday, last week, last yearn 1997, 2 days ago etc.
Slide 8 - Diapositive
Past continuous vs. past simple
Je gebruikt de past continuous i.c.m. de past simpleom aan te geven dat er iets gebeurde (korte actie = past simple) terwijl er al iets aan de gang was (lange actie = past continuous).
I was reading a book when the phone rang.
I was washing my car when the accident happened.
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Diapositive
Fill in the past simple: I .............. to my neighbour yesterday.
A
talk
B
talks
C
talked
D
were talking
Slide 11 - Quiz
Wat zijn signaalwoorden voor de past simple?
A
for, yet, never, ever
B
yesterday, last year, ago
C
always, often, usually, never
D
right now, at the moment
Slide 12 - Quiz
Fill in the past continuous: We ................... a good movie when the phone rang.
A
watched
B
have watched
C
were watching
D
are watching
Slide 13 - Quiz
Wat zijn signaalwoorden voor de past continuous?
A
when, while
B
always, never, ever, often
C
right now, at the moment
D
yesterday, last week
Slide 14 - Quiz
Past Simple & Past Continuous
I _______________ (wait) for the bus when it _______________ (start) to rain.
Slide 15 - Diapositive
Past Continuous & Past Continuous
While we ______________________ (walk) the dog, the neighbours _______________ (wash) their car.
Slide 16 - Diapositive
Past Simple & Past Continuous
I _________________________ (read) the newspaper, when all of a sudden my cat ___________________ (jump) onto my lap.