gatentekst 6 groep 7

Fantasie en werkelijkheid
Fantasie is dat wat je verzint in je hoofd. Het is niet de werkelijkheid. Er zijn verschillende soorten denken. Als je aan het rekenen bent, moet je logisch denken. Bij logisch denken gebruik je alleen je verstand. Je verstand volgt denkpatronen, daar komt geen fantasie bij kijken.
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
Begrijpend lezenBasisschoolGroep 7

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Fantasie en werkelijkheid
Fantasie is dat wat je verzint in je hoofd. Het is niet de werkelijkheid. Er zijn verschillende soorten denken. Als je aan het rekenen bent, moet je logisch denken. Bij logisch denken gebruik je alleen je verstand. Je verstand volgt denkpatronen, daar komt geen fantasie bij kijken.

Slide 1 - Diapositive

Fantasie is ook een soort denken, maar het is anders. Het is niet logisch, ...1... je kunt je verstand er wel bij gebruiken.
A
dus
B
en
C
maar
D
want

Slide 2 - Quiz

Bij fantaseren zijn geen regels. Je bent vrij en kunt alle kanten op denken. In je fantasie maak je een werkelijkheid, die niet bestaat. Een werkelijkheid die je kunt waarnemen met je .... 2... In je fantasie kun je dingen zien, horen, voelen, proeven of ruiken.
A
neus
B
ogen
C
oren
D
zintuigen

Slide 3 - Quiz

Maar je werkelijke ogen, oren, neus, mond en huid komen er niet aan te pas. In je fantasie ....3... je een werkelijkheid die er niet is.
A
verbeeld
B
vind
C
voel
D
volg

Slide 4 - Quiz

Fantaseren doet iedereen. Soms expres, soms vanzelf. Je gebruikt je ...4.. voor verschillende dingen.
A
dromen
B
fantasie
C
gedachten
D
waarnemingen

Slide 5 - Quiz

Als je je verbeeldt dat je later een beroemde voetballer wordt. Of als je een verhaal schrijft. Als je je afvraagt hoe je ouders zullen reageren op een slecht rapport. Als je bedenkt wat je zult zeggen tegen iemand die je leuk vindt. Fantasie is geen werkelijkheid, maar je verbeelding heeft vaak wel iets met de werkelijkheid te maken. Soms is het een reactie op de werkelijkheid.

Slide 6 - Diapositive

In werkelijkheid ben je klein en je droomt ervan om groot te zijn. ...5... heb je geen dure merkbroek. In je fantasie bedenk je dan hoe je eraan kunt komen.
A
In je droom
B
In het echt
C
Meestal
D
Natuurlijk

Slide 7 - Quiz

....6... bedenken mensen een andere werkelijkheid? Omdat ze de werkelijkheid van alledag maar saai vinden, of naar of onbegrijpelijk.
A
Hoe
B
Waar
C
Waarom
D
Wanneer

Slide 8 - Quiz

Fantaseren gaat dan vanzelf, .....7....
A
dat is gewoon lekker.
B
dat is logisch
C
je begrijpt dingen dan beter.
D
je denkt er niet bij na.

Slide 9 - Quiz

...8... hebben veel fantasie. Ze weten zeker dat er een eng beest onder het bed ligt en dat Sinterklaas bestaat. Fantasie en werkelijkheid lopen bij hen door elkaar heen. Dat komt omdat ze de werkelijkheid nog niet helemaal begrijpen. Die is groot en ingewikkeld en soms eng. Kleine kinderen denken dat ze gered kunnen worden door hun knuffel.
A
Alle kinderen
B
Kleine kinderen
C
Volwassenen
D
Vooral jongens

Slide 10 - Quiz

De wereld van kleine kinderen is een soort sprookjeswereld waarin niets ...9... is.
A
hetzelfde
B
ingewikkeld
C
onmogelijk
D
veilig

Slide 11 - Quiz

Kinderen gebruiken hun fantasie ook weleens om de werkelijkheid aan te kunnen waar ze soms bang voor zijn. Fantasie biedt hen dan ...10... Er zijn kinderen die jarenlang een fantasievriendje hebben die hen troost als ze verdrietig of bang zijn.
A
begrip
B
blijdschap
C
veiligheid
D
vriendschap

Slide 12 - Quiz

Als je groter wordt, ga je de werkelijkheid beter begrijpen. Je leert beter waarnemen en logischer denken. Je leert de grenzen tussen ..11.. kennen. De fantasiespelletjes met je knuffel houd je voor jezelf, die doe je alleen nog in het geheim.
A
dat wat je ziet en niet ziet
B
dat wat mag en niet mag
C
droom en fantasie
D
fantasie en werkelijkheid

Slide 13 - Quiz

Is het fantasie of werkelijkheid?
verbeelding, dromen, verzinnen, vrij.

Slide 14 - Question ouverte

Is het fantasie of werkelijkheid?
logisch, waarnemen, verstand, denkpatronen.

Slide 15 - Question ouverte