introductie hfd 5

introductie hfd 5
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 70 min

Éléments de cette leçon

introductie hfd 5

Slide 1 - Diapositive

1 cm = ---- m

Slide 2 - Question ouverte

40 cm = ---- m

Slide 3 - Question ouverte

0,25 m = ---- cm

Slide 4 - Question ouverte

1 km = ---- m

Slide 5 - Question ouverte

Op een fietskaart staat dat de schaal 1: 30000 is.

Wat betekent dit?
A
dat 1 cm op de kaart in werkelijkheid 30 cm is.
B
dat 1 cm op de kaart in werkelijkheid 30 km is.
C
dat 1 cm op de kaart in werkelijkheid 30000 cm is.
D
dat 1 cm op de kaart in werkelijkheid 30000 m is.

Slide 6 - Quiz

Op weg naar school fiets je met een snelheid van 18 kilometer per uur.

Wat betekent dat precies?
A
dat je er een minuut over doet om 18 km te fietsten
B
dat je er een seconde over doet om 18 m te fietsten
C
dat je er een uur over doet om 18 km te fietsten

Slide 7 - Quiz

Op je vakantie maak je een lange fietstocht van 30 kilometer. Je fietst met een snelheid van 15 kilometer per uur.

Hoe lang doe je hier over?



A
een half uur
B
1 uur
C
2 uur

Slide 8 - Quiz

in 1 minuut zitten ---- seconden

Slide 9 - Question ouverte

in 1 uur zitten ---- minuten

Slide 10 - Question ouverte

in 1 uur zitten ---- seconden

Slide 11 - Question ouverte

juist
onjuist
als je versnelt ga je steeds langzamer bewegen
als je versnelt ga je steeds sneller bewegen
als je vertraagt ga je steeds langzamer bewegen
als je vertraagt ga je steeds sneller bewegen

Slide 12 - Question de remorquage

Hoe snel je met je fiets tot stilstand komt, hangt af van de toestand van de weg.

Op welke weg duurt het het langst om tot stilstand te komen?
A
een droge weg
B
een natte weg
C
een besneeuwde weg

Slide 13 - Quiz

In de zomer zijn de wegen meestal droog. In de winter kunnen de wegen glad zijn door sneeuw. Dan gebeuren er meer ongelukken dan in de zomer.

Waarom gebeuren er op besneeuwde en gladde wegen meer ongelukken dan op droge wegen?
A
banden hebben meer grip op gladde wegen. Bij remmen glijdt je dan minder ver door.
B
banden hebben minder grip op gladde wegen. Bij remmen glijdt je dan minder ver door.
C
banden hebben minder grip op gladde wegen. Bij remmen glijdt je dan verder door.

Slide 14 - Quiz

In welke situaties reageer je zelf trager dan normaal?
juist
onjuist
de weg is glad
het profiel van je achterband is versleten
je bent met je smartphone bezig
je bent versuft door medicijnen

Slide 15 - Question de remorquage