Je weet hoe je het werkwoordelijk gezegde kunt vinden in de zin.
* Vorige les: dyslexie
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 2
Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Cursus 5 Grammatica § 6 blz. 208
*Lesdoel:
Je weet hoe je het werkwoordelijk gezegde kunt vinden in de zin.
* Vorige les: dyslexie
Slide 1 - Diapositive
Wat weet jij van zinsdelen? Hoe vind je de pv in een zin?
Slide 2 - Question ouverte
Wat weet jij van zinsdelen? Hoe vind je de pv?
Slide 3 - Question ouverte
Hoe vind je het onderwerp in een zin?
Slide 4 - Question ouverte
Aantekening Cursus 5 § 6 blz. 208
In deze zin staan meerdere werkwoorden. Een daarvan is de persoonsvorm. Alle werkwoorden samen vormen het werkwoordelijk gezegde (wg). Het werkwoordelijk gezegde zegt wat er in de zin ‘gebeurt’.
Soms is het werkwoordelijk gezegde maar één werkwoord (de persoonsvorm), soms zijn het er meer. In de voorbeeldzin staan drie werkwoorden: wil, gaan, hardlopen.
pv = wil wg = wil gaan hardlopen
Slide 5 - Diapositive
Onderwerp? Hoe vind je het onderwerp in de zin?
A
door de zin vragend te maken?
B
Wie of wat + gezegde?’
C
Wie of wat + onderwerp + gezegde?’
Slide 6 - Quiz
De persoonsvorm hoort altijd bij het werkwoordelijk gezegde.
A
goed
B
fout
Slide 7 - Quiz
Het werkwoordelijk gezegde is een.....
A
Woordsoort
B
Zinsdeel
Slide 8 - Quiz
Wat houdt het werkwoordelijk gezegde in?
A
persoonsvorm
B
persoonsvorm + onderwerp
C
persoonsvorm + voltooid deelwoord
D
alle werkwoorden uit de zin
Slide 9 - Quiz
Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze in:
Deze film raakt mij.
A
raakt
B
raakt mij
C
Deze film
D
mij
Slide 10 - Quiz
Wat is het werkwoordelijk gezegde? Ik had het je nog willen zeggen!
A
ik had
B
willen zeggen
C
het je willen zeggen
D
had willen zeggen
Slide 11 - Quiz
Morgen moet ik een proefwerk maken. Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
moet
B
moet maken
C
maken
Slide 12 - Quiz
Zelfstandig werken of instructiegroep
Huiswerk:
* Online: Cursus 5 §6>opdracht 1 t/m 5 blz. 208-209 in je schrift of online.