2122 3G wk37 les1

LIEBE LEUTE, DAS PROGRAMM FÜR HEUTE:
Grammatik: verleden tijd haben/sein
Grammatik: voltooid deelwoord
üben Grammatik
Hausaufgaben

1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

LIEBE LEUTE, DAS PROGRAMM FÜR HEUTE:
Grammatik: verleden tijd haben/sein
Grammatik: voltooid deelwoord
üben Grammatik
Hausaufgaben

Slide 1 - Diapositive

LIEBE LEUTE, DAS PROGRAMM FÜR HEUTE:

LEERDOELEN:

Ik kan de verleden tijd van haben/sein goed gebruiken
Ik kan het voltooid deelwoord goed gebruiken
Ik heb al wat huiswerk af








Slide 2 - Diapositive

Donnerstag / Freitag 23./24. September
PW Kapitel 1

  • Lernliste N-D, Seite 48                                 20 woordjes
  • Lernliste D-N, Seite 49                                 10 woordjes
  • Grammatik sein, haben verleden tijd            12 opgaven / 2 oefeningen
  • Grammatik voltooid deelwoord                     14 werkwoorden
  • Sprachmittel D-N N-D                                   2x D-N  4x N-D

Slide 3 - Diapositive

PRAXIS-AUFGABE "MEINE ZUKUNFT"
INLEVEREN:
  • uiterlijk maandag 27 september 16:00 uur bij mevr. Verholen
  • Foto van poster inleveren op It's Learning
  • Tekst in Word-document getypt inleveren in It's Learning
  • Fake-file inleveren is direct een 1,0
  • Plagiaat (kopiëren van internet) meer dan 20% is direct een 1,0

Slide 4 - Diapositive

GRAMMATIK
Voltooid deelwoord Duits

  • Sterke werkwoorden               : leren, boek blz. 148
  • Werkwoorden be- ver- -ieren  : stam + t
  • Werkwoorden regelmatig        : ge + stam + t

Slide 5 - Diapositive

sein
in de verleden tijd

Slide 6 - Diapositive

haben
in de verleden tijd

Slide 7 - Diapositive

GRAMMATIK
Voltooid deelwoord Duits

STAPPENPLAN:
  1. Sterke werkwoord?                            JA = invullen    NEE = stap 2
  2. start/eind op be- ver- -ieren (er-)?      JA = stam+t      NEE = stap 3
  3. Werkwoord is regelmatig, dus            JA = ge + stam + (e)t


Slide 8 - Diapositive

 UND JETZT MAL ÜBEN....

QUIZZZ....

"HABEN / SEIN" IN VERLEDEN TIJD

Slide 9 - Diapositive

Maak verleden tijd van de zin:

Er ist ein Sänger.
A
Er wart ein Sänger.
B
Er hatte ein Sänger
C
Er habt ein Sänger.
D
Er war ein Sänger.

Slide 10 - Quiz

Maak verleden tijd van de zin:

Ich bin Koch.
A
Ich war Koch.
B
Ich hat Koch.
C
Ich waren Koch.
D
Ich hatte Koch.

Slide 11 - Quiz

Maak verleden tijd van de zin:

Sie sind hier.
A
Sie war hier
B
Sie wart hier.
C
Sie waren hier.
D
Sie seid hier.

Slide 12 - Quiz

Maak verleden tijd van de zin:

Ich habe eine Jacke.
A
Ich habt eine Jacke.
B
Ich hatte eine Jacke.
C
Ich war eine Jacke.
D
Ich hattet eine Jacke.

Slide 13 - Quiz

Maak verleden tijd van de zin:

Ich habe eine Jacke.
A
Ich habt eine Jacke.
B
Ich hatte eine Jacke.
C
Ich war eine Jacke.
D
Ich hattet eine Jacke.

Slide 14 - Quiz

Maak verleden tijd van de zin:

Ihr seid Schüler.
A
Ihr wart Schüler.
B
Ihr waren Schüler.
C
Ihr hattet Schüler.
D
Ihr habt Schüler.

Slide 15 - Quiz

Maak verleden tijd van de zin:

Wo bist du?
A
Wo hatte du?
B
Wo wart du?
C
Wo hast du?
D
Wo warst du?

Slide 16 - Quiz

vul de juiste verleden tijds-vorm in:

sein: Herr Schmidt _______ Direktor.

Slide 17 - Question ouverte

vul de juiste verleden tijds-vorm in:

sein: Meine Eltern ________ gestern in Enschede.

Slide 18 - Question ouverte

vul de juiste verleden tijds-vorm in:

haben: Sie (ev) ________ herrlich gekocht.

Slide 19 - Question ouverte

vul de juiste verleden tijds-vorm in:

sein: Du _________ ein Schauspieler?

Slide 20 - Question ouverte

vul de juiste verleden tijds-vorm in:

sein: __________ das deine Mutter?

Slide 21 - Question ouverte

vul de juiste verleden tijds-vorm in:

haben: Mein Bruder _______ ein Fieber.

Slide 22 - Question ouverte

vul de juiste verleden tijds-vorm in:

haben: __________ ihr gestern Feiertag.

Slide 23 - Question ouverte

 UND JETZT MAL ÜBEN....
QUIZZZ....

VOLTOOID DEELWOORD 
(GEEN STERKE WERKWOORDEN...)

Slide 24 - Diapositive

Wat is het voltooid deelwoord:

reparieren: Mein Vater hat das Auto __________.

Slide 25 - Question ouverte

Wat is het voltooid deelwoord:

achten: Sie hat nicht gut __________.

Slide 26 - Question ouverte

Wat is het voltooid deelwoord:

bezahlen: Karin hat die Rechnung ________.

Slide 27 - Question ouverte

Wat is het voltooid deelwoord:

schicken: Vorige Woche habe ich den Brief _______.

Slide 28 - Question ouverte

Wat is het voltooid deelwoord:

fragen: Hast du Brigitte schon __________?

Slide 29 - Question ouverte

Wat is het voltooid deelwoord:

reservieren: Peter hat um 19:00 Uhr ___________.

Slide 30 - Question ouverte

Wat is het voltooid deelwoord:

chatten: Ich habe den ganzen Abend _________.

Slide 31 - Question ouverte

AN DIE ARBEIT
HAUSAUFGABEN FREITAG DEN 17. SEPTEMBER

Ab Seite 29
Aufgabe 20, 21, 23*, 29**, 30***
* 23 = Schrijf de voltooid deelwoorden bij de tekst
**29 = schrijf de 8 zinnen op
***30 = Schrijf 4 Duitse antwoorden op

Slide 32 - Diapositive

LIEBE LEUTE, DAS PROGRAMM FÜR HEUTE:

LEERDOELEN GEHAALD?

Ik kan de verleden tijd van haben/sein goed gebruiken
Ik kan het voltooid deelwoord goed toepassen
Ik heb al wat huiswerk af



Slide 33 - Diapositive