Aanwijzende voornaamwoord

Wat is een voorbeeld van een persoonlijk voornaamwoord?
A
jij
B
hond
C
huis
D
schaar
1 / 16
suivant
Slide 1: Quiz

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Wat is een voorbeeld van een persoonlijk voornaamwoord?
A
jij
B
hond
C
huis
D
schaar

Slide 1 - Quiz

Wat is een aanwijzend voornaamwoord?
A
jij
B
haar
C
deze
D
welke

Slide 2 - Quiz

Aanwijzend voornaamwoord
Een aanwijzend voornaamwoord geeft precies aan wie of wat je bedoelt.

Deze som - dit huis - dat pasje

Slide 3 - Diapositive

Aanwijzend voornaamwoord
Een aanwijzend voornaamwoord geeft precies aan wie of wat je bedoelt.

Die computer
Deze tafel
Dat boekje
Dit kopje

Slide 4 - Diapositive

Ver weg of dichtbij:
Wanneer iets dichtbij ligt, gebruik je het aanwijzend voornaamwoord deze of dit.

 

Wanneer iets verder weg ligt, gebruik je het aanwijzend voornaamwoord die of dat.

Slide 5 - Diapositive

Als iets dichtbij is, welke aanwijzende voornaamwoorden gebruik ik dan?
Als iets verder weg is, welke aanwijzende voornaamwoorden gebruik ik dan?

Slide 6 - Diapositive

het aanwijzend voornaamwoord
Het aanwijzend voornaamwoord verwijst naar het zelfstandig naamwoord.

Een aanwijzend voornaamwoord kan in plaats van het   lidwoord staan voor een zelfstandig naamwoord.
leerling, die leerling)



 

Bij een het-woord gebruik je altijd dat of dit.
Bij een de-woord gebruik je altijd die of deze.

Slide 7 - Diapositive

voorbeelden
de jongen -    deze / die jongen
de avond -     deze / die avond
het meisje -    dit / dat meisje
het huis -        dit / dat huis

Bij een het-woord gebruik je altijd dat of dit.
Bij een de-woord gebruik je altijd die of deze.

Slide 8 - Diapositive

Welk aanwijzende voornaamwoorden ken jij?

Slide 9 - Question ouverte

Wat is het aanwijzend voornaamwoord

Wil jij deze beker in de afwasmachine zetten?

Slide 10 - Question ouverte

Wat is het aanwijzend voornaamwoord

Waarom hangt dat schilderij scheef?

Slide 11 - Question ouverte

Maak zelf een zin met een aanwijzend voornaamwoord.

Slide 12 - Question ouverte

Wat is een aanwijzend voornaamwoord?
A
Mijn, jouw, haar, uw, ons, jullie etc.
B
Ik, jij, hij, zij, wij, jullie etc.
C
Wijst iets aan: deze, die, dit en dat
D
Plakt twee zinnen aan elkaar

Slide 13 - Quiz

Wat is een aanwijzend voornaamwoord?
A
jij
B
haar
C
deze
D
welke

Slide 14 - Quiz

Wat is het aanwijzend voornaamwoord in de volgende zin:
In die salade zitten walnoten.
A
In
B
die
C
salade
D
zitten

Slide 15 - Quiz

Heb jij dat programma al gezien?
Wat is het aanwijzend voornaamwoord?
A
heb
B
jij
C
dat
D
al

Slide 16 - Quiz