Aanwijzende voornaamwoorden

• Taal
• Basisschool
• Groep 8

Dit moet je weten vooraf:

Er zijn vier soorten zelfstandige naamwoorden:

- mensen

- dieren

- dingen

- planten

Voor een zelfstandig naamwoord kan een lidwoord:

de - het - een

Daar gaan we let op!

Aanwijzend voornaamwoord

Wil jij op deze kruk gaan zitten?

Wil jij dit propje oprapen?

Ga jij eens bij die kast staan?

Wil jij dat doekje aan mij geven?

LESDOEL

Ik kan een aanwijzend voornaamwoord herkennen en gebruiken in een zin.

 

Aanwijzend voornaamwoord

Een aanwijzend voornaamwoord geeft precies aan wie of wat je bedoelt.

Die computer

Deze tafel

Dat boekje

Dit kopje

Ver weg of dichtbij:

Wanneer iets dichtbij ligt, gebruik je het aanwijzend voornaamwoord deze of dit.

 

Wanneer iets verder weg ligt, gebruik je het aanwijzend voornaamwoord die of dat.

Als iets dichtbij is, welke aanwijzende voornaamwoorden gebruik ik dan?

Als iets verder weg is, welke aanwijzende voornaamwoorden gebruik ik dan?

het aanwijzend voornaamwoord

Het aanwijzend voornaamwoord verwijst naar het zelfstandig naamwoord.

Een aanwijzend voornaamwoord kan in plaats van het   lidwoord staan voor een zelfstandig naamwoord.

leerling, die leerling)

 

Bij een het-woord gebruik je altijd dat of dit.

Bij een de-woord gebruik je altijd die of deze.

voorbeelden

de jongen -    deze / die jongen

de avond -     deze / die avond

het meisje -    dit / dat meisje

het huis -        dit / dat huis

Bij een het-woord gebruik je altijd dat of dit.

Bij een de-woord gebruik je altijd die of deze.

Welk aanwijzende voornaamwoorden ken jij?

Ga samen met je schoudermaatje de aanwijzende voornaamwoorden uit de volgende tekst halen.  Noteer de antwoorden in je schrift:

1. Ik vind deze opdracht niet moeilijk.
2. Op die tafel liggen de opdrachten.
3. Uiteraard is dat programma nog te bekijken op internet.
4. Dat lieve meisje is erg vrolijk.
5. Ik heb het boek De Griezelbus gelezen, dat boek is geschreven door Paul van Loon.
6. Dit boek is erg spannend en gaat over ridders.

8: Deze week ga ik een ander boek lezen.

9: Ik ga Sproetenliefde lezen, Maren Stoffels is de schrijfster van dat boek.

10: Iemand had mij het boek aangeraden, die leerling had het zelf ook gelezen.

Wat is het aanwijzend voornaamwoord

Wil jij deze beker in de afwasmachine zetten?

Wat is het aanwijzend voornaamwoord

Waarom hangt dat schilderij scheef?

Maak zelf een zin met een aanwijzend voornaamwoord.

Wat heb jij vandaag geleerd?

Wat is een aanwijzend voornaamwoord?

1. Mijn, jouw, haar, uw, ons, jullie etc.
2. Ik, jij, hij, zij, wij, jullie etc.
3. Wijst iets aan: deze, die, dit en dat
4. Plakt twee zinnen aan elkaar

Wat is een aanwijzend voornaamwoord?

1. jij
2. haar
3. deze
4. welke

Wat is het aanwijzend voornaamwoord in de volgende zin:
In die salade zitten walnoten.

1. In
2. die
3. salade
4. zitten

Heb jij dat programma al gezien?
Wat is het aanwijzend voornaamwoord?

1. heb
2. jij
3. dat
4. al