Jeelo Konijn in de dakgoot

• Begrijpend lezen
• Basisschool
• Groep 4-6

Bron 1697:

Konijn in de dakgoot

(stop filmpje op 2:53)

Wat heeft de titel van de bron te maken met ons project?

Bespreek ook of ze het spelletje alleen of met meerderen spelen. 

Skimmen:

- Je leest 1 minuut

Bespreek met je maatje wat je gelezen hebt. 

- Lees nog eens 1 minuut

Bespreek weer samen wat je gelezen hebt:

1. Waar denk je nu dat de tekst over gaat?
2. Is je mening veranderd?

Waar denk je nu dat de tekst over gaat?

Is je mening veranderd? 

Zoek op:

Wat betekenen deze woorden?

- zandzakken                                  - kennissen 

- doorgebroken                              - aangespoeld

- boomgaard                                   - sjouwden 

- fruitteler                                         - dijk

- sirene

De juf of meester leest voor.....

Luister goed! 

Zet een ? bij een woord of zin die je niet begrijpt

Dag 2

Wat voor soort tekst is dit?

1. Een verhaal
2. Een interview
3. Een nieuwsbericht
4. Een folder

Waarvoor werd een 'zandzak' gebruikt?

1. Om huizen mee te bouwen
2. Om de tuinen weer aan te leggen
3. Om te beschermen tegen hoog water
4. Zo wordt iemand genoemd die lui is

Dag 2

Wanneer hoor je een 'sirene'?

1. Als de brandweer snel naar een brand moet
2. De eerste maandag van de maand
3. Om aan te geven dat er gevaar dreigt
4. Als de school begint

Dag 2

Wat betekent het woord 'dijk'?

1. Een brug die open of dicht gaat
2. Een natuurlijke heuvel met helmgras naast de zee om water tegen te houden
3. Een afscheiding waar een boot over kan varen
4. Een door de mens aangelegde afscheiding tussen water en land

Dag 2

Even opfrissen

Lees de tekst nog eens opnieuw in tweetallen

. 

Dag 3

Denkvraag: Wat deed het konijn uit het verhaal in de dakgoot?

Stel je voor dat het konijn het overleefd. Wat zou hij meegemaakt hebben?

Denkvraag: Als je je eigen huis zou moeten beschermen, hoe zou je dat doen?

Waarover verteld Hanneke?

1. over wat er gebeurde voor de storm.
2. over wat er gebeurde tijdens de storm.
3. over wat er gebeurde na de storm.

Waardoor bleven het huis en de boomgaard van Hannekes ouders droog?

1. De dijk bij het dorp was niet doorgebroken.
2. Hun dorp lag hoger dan de andere dorpen.
3. De zandzakken hadden het water tegen gehouden.

'Zelfs toen begreep nog niet iedereen hoe erg het was' zegt Hanneke. Wie bijvoorbeeld?

1. de man op het vlot
2. de juf
3. de kinderen die 's ochtends niet op school waren

Heeft Hanneke nu nog last van wat ze heeft meegemaakt?