Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.
La durée de la leçon est: 10 min
Éléments de cette leçon
Formatieve toets communicatie: Wat weten we al?
Slide 1 - Diapositive
Non-verbale communicatie is
A
communicatie via lichaamstaal
B
communicatie met woorden
Slide 2 - Quiz
Welke soort gebaren zijn er binnen de non-verbale communicatie?
A
Ondersteunende, Expressieve en Positieve gebaren
B
Ondersteunende, Representatieve en Expressieve gebaren.
C
Representatieve, Expressieve en Communicatieve gebaren.
D
Ondersteunde, Expressieve en Communicatieve gebaren.
Slide 3 - Quiz
I Bij tweezijdige communicatie worden er boodschappen uitgewisseld tussen twee personen, waarbij ieder afwisselend zender of ontvanger kan zijn. II Bij eenzijdige communicatie is er communicatie tussen de zender en de ontvanger over en weer
A
stelling I is juist
B
stelling II is juist
C
beide zijn juist
D
beide zijn onjuist
Slide 4 - Quiz
Wat wordt bedoeld met communicatie op betrekkingsniveau?
A
Bij communicatie op betrekkingsniveau gaat het om de letterlijke inhoud van de boodschap.
B
Communicatie op betrekkingsniveau betekent dat de ontvanger niet objectief reageert.
C
Communicatie op betrekkingsniveau geeft aan hoe de boodschap wordt overgebracht en hoe de ontvanger de
boodschap interpreteert.
D
Bij communicatie op betrekkingsniveau is er ruis tijdens het communicatieproces
Slide 5 - Quiz
Wat wordt bedoeld met ruis?
A
De letterlijke inhoud van de boodschap.
B
De communicatiestoring die ervoor zorgt dat de boodschap vervormd of zelfs helemaal niet overkomt bij de
ontvanger
C
Informatie over de zender, zijn zelfpresentatie.
D
Informatie over hoe de zender aankijkt tegen de ontvanger van de boodschap
Slide 6 - Quiz
Wat is een suggestieve vraag
A
Een vraag waarbij je het antwoord als het ware in de mond legt
B
Een vraag waarop maar 1 antwoord mogelijk is
C
Met een suggestieve vraag kun je vragen wat de ander van het gesprek vond
D
Een suggestieve vraag is een vraag waarin twee vragen tegelijkertijd gesteld worden.
Slide 7 - Quiz
Wat is een voorbeeld van een open vraag?
A
Is het vandaag vrijdag?
B
Je hebt het warm zeker?
C
Hoe gaat het met jou?
D
Wie is er jarig vandaag?
Slide 8 - Quiz
Wat betekent coderen in communicatie?
A
Ontvangen van een boodschap
B
Boodschap overbrengen met gebaren
C
Boodschap overbrengen met gezichtsuitdrukkingen
D
De boodschap goed en duidelijk laten overkomen bij de ontvanger