Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Basis-communicatie
Slide 1 - Diapositive
Lesdoelen
De student kan het communicatieschema uitleggen
De student kan benoemen wat ruis is en wat het verschil is tussen interne en externe ruis. Tevens weet de student hoe je dit kunt voorkomen of beperken
De student kan benoemen hoe je referentiekader invloed heeft op je communicatie
De student kan het verschil benoemen tussen eenzijdige en meerzijdige communicatie
De student kan minimaal 2 soorten non-verbale communicatie benoemen en uitleggen
De student kan de volgende begrippen uitleggen: metacommunicatie, communiceren op inhoudsniveau en betrekkingsniveau, congruente en incongruente communicatie.
Slide 2 - Diapositive
Wat is communiceren?
Slide 3 - Question ouverte
Communiceren is...
Het overdragen van informatie aan anderen.
Communicatie gaat volgens een bepaald proces; het communicatieproces
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Je kan je boodschap ook overbrengen met een medium. Welke medium ken jij?
Slide 6 - Question ouverte
Ruis
Ruis is een probleem dat ontstaat tijdens de communicatie. Het ontstaat als de boodschap die je zendt aan de ontvanger wordt vervormd en daardoor anders aankomt bij de ontvanger dan dat je bedoelde.
Ruis zorgt er dus voor dat jouw boodschap niet goed overkomt.
Slide 7 - Diapositive
Interne en externe ruis
Interne ruis is ruis die in de boodschap zelf zit. De zender kan bijvoorbeeld niet goed uit zijn woorden komen of de ontvanger denkt net even aan iets anders en is daardoor afgeleid.
Externe ruis is een verstoring van de communicatie door factoren die zich buiten het communicatieproces bevinden. Denk bijvoorbeeld aan een smartphone die onverwacht afgaat tijdens een gesprek of binnenkomende WhatsApp-berichten die iemand toch snel even leest.
Slide 8 - Diapositive
Wat kun je doen om ruis te voorkomen of te beperken?
Slide 9 - Question ouverte
Het referentiekader
Niet alleen ruis zorgt voor communicatieproblemen. Verschillende referentiekaders zorgen vaak ook voor problemen.
Het referentiekader is het geheel van waarden en normen, overtuigingen en verwachtingen die de zender en de ontvanger hebben.
Het referentiekader wordt gevormd door datgene wat je in je leven hebt meegemaakt.
Je referentiekader is bepalend voor de manier van coderen en decoderen.
Slide 10 - Diapositive
Communicatie-richtingen
Koppel de omschrijving naar het juiste aspect.....
Slide 11 - Diapositive
Meerzijdige communicatie
Eenzijdige communicatie
Als je tijdens het communiceren zowel zender als ontvanger bent
Als je alleen zender of alleen ontvanger bent van de boodschap
Slide 12 - Question de remorquage
Verbale en non-verbale communicatie
Slide 13 - Diapositive
Vijf communicatiecategorieën
Non-verbale communicatie kun je onderverdelen in vijf categorieën:
peri-verbaal
para-verbaal
infra-verbaal
supra-verbaal
pre-verbaal
Slide 14 - Diapositive
Peri-verbaal
Tijd en ruimte hebben invloed op je gedrag
Bijv. in de ochtend / in de avond
Rustige v.s. drukke omgeving
privéplek / open ruimte
Slide 15 - Diapositive
Para-verbaal
Communicatie die naast verbale en non-verbale communicatie plaatsvindt.
(toon, intonatie, spreektempo)
Slide 16 - Diapositive
Infra-verbaal
Gaat over zaken die onbewust een rol spelen tijdens de communicatie.
(geuren en kleuren)
Slide 17 - Diapositive
Supra-verbaal
Gaat over de boodschap die je uitzendt door middel van je uiterlijk.
Slide 18 - Diapositive
Pre-verbaal
Communiceren met lichaamstaal
Slide 19 - Diapositive
Wat is meta-communicatie?
A
Communicatie waarbij je je uit met woorden of geluiden
B
Communicatie tussen mensen zonder woorden
C
Communiceren over de communicatie
D
Communiceren over het doel van het gesprek
Slide 20 - Quiz
Geef een voorbeeld van metacommunicatie....
Slide 21 - Question ouverte
Intern en extern metacommuniceren
Bij interne metacommunicatie beoordeel je in jezelf je eigen communicatie.
Bij externe metacommunicatie bespreek je de manier waarop de communicatie verloopt samen met de ander met wie je op dat moment communiceert.
Slide 22 - Diapositive
Aandachtspunten bij metacommunicatie (feedback)
Als je wilt metacommuniceren is het belangrijk dat je dit op een goede manier doet. Stel jezelf altijd drie vragen voordat je iets zegt:
Is de reactie (die ik wil geven) waar?
Is het aardig?
Is het nodig?
Slide 23 - Diapositive
Inhouds- en betrekkingsniveau
Inhoudsniveau van communicatie > de communicatie die zich richt op de feiten die de zender verbaal communiceert.
Betrekkingsniveau van communicatie > de communicatie die laat zien hoe je je voelt bij de communicatie.
Slide 24 - Diapositive
Slide 25 - Vidéo
Was er in het filmpje sprake van congruente communicatie?
Ja
Nee
Slide 26 - Sondage
De basisbegrippen rondom communicatie zijn mij na deze les helder