Samenstellingen en koppeltekens: Hoe schrijf je ze correct?

Samenstellingen en koppeltekens: Hoe schrijf je ze correct?
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolSpeciaal OnderwijshavoLeerroute HLeerjaar 2

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 20 min

Éléments de cette leçon

Samenstellingen en koppeltekens: Hoe schrijf je ze correct?

Slide 1 - Diapositive

Samenstellingen aan elkaar schrijven
Een samenstelling is het aan elkaar plakken van twee aparte woorden. De woorden ‘les’ en ‘boek’ worden samen ‘lesboek’. Een samenstelling schrijf je zoveel mogelijk aan elkaar:  
het dolfijnen/bad
de beuken/houten pingpong/tafel
drie/ën/veertig/honderd protest/stemmers

Slide 2 - Diapositive

Wat is een samenstelling?
A
Een woord dat uit twee of meer aparte woorden bestaat.
B
Een woord dat uit minimaal drie woorden aparte bestaat.
C
Een lang woord.
D
Een tegenstelling.

Slide 3 - Quiz

Maak goede samenstellingen.
vaart
bok
pan
taak

straf

steel

steen

ruimte

Slide 4 - Question de remorquage

Een samenstelling kan ook uit meer dan twee  woorden bestaan. 
Maak nu een samenstelling van de volgende woorden.

Slide 5 - Diapositive

griezel
rund
stijl
eet
vlees
film
marathon
cursus
gerecht
dans
kamer
stoel

Slide 6 - Question de remorquage

Maak zelf minimaal twee samenstellingen maken die beginnen met het woord: huis...

timer
1:45

Slide 7 - Question ouverte

Voorzetsels
Voorzetsels zijn?


Slide 8 - Diapositive

De bekendste voorzetsels zijn: aan, achter, af, behalve, beneden, bij, binnen, boven, buiten, door, in, langs, met, na, naar, naast, om, onder, op, over, per, sinds, te, tegen, tot, tussen, uit, van, via, volgens, voor, zonder.
Vaak wordt het ezelsbruggetje 'huis' gebruikt.

Slide 9 - Diapositive

Samenstellingen met een voorzetsel schrijf je ook aan elkaar:
waarover
eraan
waarin
eromheen
daartussenin

Slide 10 - Diapositive

Lees de zinnen. Vul een samenstelling met voorzetsel in.

Denk ... dat je je wekker zet!

A
erover
B
daaraan
C
eraan
D
daarover

Slide 11 - Quiz


Is dit de doos ...
je koptelefoon zat?
A
waarbij
B
waarin
C
waarop
D
erin

Slide 12 - Quiz

Ik ben ...
gekomen dat ze heeft gelogen.
A
erbij
B
erachter
C
ernaar
D
intussen

Slide 13 - Quiz

Invloed Engels
De regel is helder: je schrijft schooldag en niet school dag. Toch worden samenstellingen steeds vaker geschreven met een spatie ertussen. Deze fout ontstaat waarschijnlijk onder invloed van het Engels. In het Engels schrijf je samenstellingen vaak wél met een spatie: 
school book / schoolboek
school holidays / schoolvakantie

Slide 14 - Diapositive

Noteer de Nederlandse vertaling van de volgende Engelse woorden.
art history
A
kunst geschiedenis
B
kunstgeschiedenis
C
kunst-geschiedenis

Slide 15 - Quiz

herb butter
A
karneboter
B
kruiden-boter
C
kruideboter
D
kruidenboter

Slide 16 - Quiz

Samenstellingen schrijf je zoveel mogelijk aan elkaar. Gebruik alleen een koppelteken als er kans is op uitspraakproblemen.

Slide 17 - Diapositive

Zoals
Bij samenstellingen met een aantal klinkers achter elkaar:
stageplaats en stage-uren

Bij samenstellingen die een deel van het woord weglaten:
slaap- en waakritme


Slide 18 - Diapositive

Ook:


Bij samenstellingen met letters, afkortingen en cijfers. 
Let op: in het geval van een samenstelling met een afkorting gebruik je het koppelteken alleen wanneer je de afkorting niet als één woord uitspreekt. 
Je gebruikt het dus 
niet bij havoleerling, maar wel bij mbo-student.
d-snaar, 12-letterige code

Slide 19 - Diapositive

En bij:
Bij samenstellingen met ‘ex’ en ‘oud’:
ex-vriend
oud-leerling

Bij samenstellingen met aardrijkskundige namen:
Zuid-Amerika
Zuidoost-Gelderland
Amsterdam-Oost


Slide 20 - Diapositive

Goed of fout geschreven?
lenteuitje
A
goed
B
fout

Slide 21 - Quiz

lente-uitje

Slide 22 - Diapositive

Wat is de goede schrijfwijze van:
65 + korting
A
65+korting
B
65-+korting
C
65+-korting

Slide 23 - Quiz

Wat is de goede schrijfwijze van:
winter en band
A
winterband
B
winter-band

Slide 24 - Quiz

Ga nu naar Learnbeat
Paragraaf 4.4 Spelling
Test jezelf!
D Voortgangstoets
B Deel 1

Slide 25 - Diapositive