2/9 taalverzorging, grammatica zinsdelen, h1, pv en o

Ontleden zindelen
Ontleden zinsdelen
1 / 42
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 42 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 5 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Ontleden zindelen
Ontleden zinsdelen

Slide 1 - Diapositive

Planning
  • Korte activiteit
  • Instructie/quiz
  • Werken 
  • Afsluiten

Slide 2 - Diapositive

Spelen met woorden: raadsels
Geef iedereen de kans om het raadsel op te lossen: roep je geen antwoorden door de klas, maar doe je het in je hoofd.
  • Lees eerst het raadsel en probeer hem in je hoofd op te lossen (schrijf je antwoord eventueel even in je schrift op)
  • Schrijf je antwoord in de volgende sheet.
  • Denk aan hoofdletters en leestekens.

Slide 3 - Diapositive

Hoe maakt een skelet een deur open? 

Slide 4 - Diapositive

Hoe maakt een skelet een deur open?

Slide 5 - Question ouverte

Wat is het verschil tussen een varken en een baby?

Slide 6 - Diapositive

Wat is het verschil tussen een varken en een baby?

Slide 7 - Question ouverte

Wat is een lasbril?

Slide 8 - Diapositive

Wat is een lasbril?

Slide 9 - Question ouverte

Lesdoel:
Aan het einde van deze les:
Weet je wat er wordt bedoeld met persoonsvorm, zinsdeelstrepen, werkwoordelijk gezegde en onderwerp.
  • heb je geoefend met het ontleden van de zindelen:
      - persoonsvorm
      - zindeelstrepen plaatsen
      - werkwoordelijk gezegde
      - onderwerp     
                                          


Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

Grammatica
  • Redekundig ontleden: zinsdelen benoemen
  • Taalkundig ontleden: woordsoorten benoemen

Slide 12 - Diapositive

Elk stukje hoort erbij
Elke stukje van de zin hoort erbij en heeft dus een naam. 
Alle losse delen vormen samen de gehele zin.
Je kan het vergelijken met een puzzel. Een puzzel is ook niet compleet als er een stukje mist. 

Slide 13 - Diapositive

Welke zinsdelen ken je al?

Slide 14 - Carte mentale

Verdeel in zinsdelen:
De schoenmaker weigert de clown zijn schoenen te geven.

Slide 15 - Question ouverte

Werkwoord
  • drukt een handeling, situatie of gebeurtenis uit
  • kun je vervoegen
  • het hele werkwoord heet: infinitief

Slide 16 - Diapositive

Ik heb vandaag al veel berichten aan leerlingen gestuurd.
Wat is de PV?

Slide 17 - Carte mentale

Ik heb vandaag al veel berichten aan leerlingen gestuurd.
Wat is het WWG?

Slide 18 - Carte mentale

Ik heb vandaag al veel berichten aan leerlingen gestuurd.
Wat is het O?

Slide 19 - Carte mentale

Ik heb vandaag al veel berichten aan leerlingen gestuurd.
Wat is het LV?

Slide 20 - Carte mentale

Ik heb vandaag al veel berichten aan leerlingen gestuurd.
Wat is het MVW?

Slide 21 - Carte mentale

Ik heb vandaag al veel berichten aan leerlingen gestuurd.
Wat is het BWB?

Slide 22 - Carte mentale

Persoonsvorm (PV)

Je zoekt eerst de persoonsvorm. Hoe doe je dat?
- Door de zin van tijd (tegenwoordige tijd/ verledentijd) te veranderen: tijd-proef
- Door de zin van getal te veranderen (meervoud/ enkelvoud): getal-proef
- De zin vragend te maken. De persoonsvorm komt dan als eerste woord te staan.

Voorbeeld:
De docent heeft het hele jaar Nederlands aan de onderbouw. gegeven.
- Tijd: De docent had het hele jaar Nederlands aan de onderbouw gegeven. Het werkwoord dat van tijd veranderd is de persoonsvorm  had = heeft
- Getal: De docenten hadden het hele jaar Nederlands aan de onderbouw gegeven. Het werkwoord dat met de meervoud mee veranderd is de persoonsvorm  hebben = heeft
- Vraag: heeft de docent het hele jaar Nederlands aan de onderbouw gegeven?  Heeft
De persoonsvorm onderstreep je en je zet het woord tussen strepen.
De docent | heeft | het hele jaar Nederlands aan de onderbouw gegeven.

Slide 23 - Diapositive

Persoonsvorm

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Vidéo

Strepen zetten/ zin verdelen in zinsdelen
Aan het begin en het einde van de zin zet je ook meteen een streep:
| De docent | heeft | het hele jaar Nederlands aan de onderbouw gegeven. |
Alles wat je voor de persoonsvorm kan plaatsen met behoud van de betekenis van de zin en correct geformuleerd is een zindeel en krijg dus een streep.








Slide 26 - Diapositive

Uitwerking
| De docent | heeft | het hele jaar Nederlands aan de onderbouw gegeven. |
De  niet
De docent  wel
Het  niet
Het hele  niet
Het hele jaar  wel
| De docent | heeft | het hele jaar | Nederlands aan de onderbouw gegeven. |
Nederlands  wel
| De docent | heeft | het hele jaar| Nederlands | aan de onderbouw gegeven, |
Aan  niet
Aan de  niet
Aan de onderbouw  wel
Eindresultaat:
| De docent | heeft | het hele jaar| Nederlands | aan de onderbouw gegeven. |

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Vidéo

Werkwoordelijk gezegde

Alle werkwoorden in de zin
| De docent | heeft | het hele jaar| Nederlands | aan de onderbouw gegeven. |
WWG = heeft gegeven
Onderwerp
Wie/wat + persoonsvorm of werkwoordelijk gezegde
Vaak is het een wie!
Wie of wat heeft gegeven?  De docent
O = de docent





Slide 29 - Diapositive

Werkwoordelijk gezegde

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Vidéo

Onderwerp
Wie of wat (vaak een wie)
+
werkwoordelijk gezegde
=
het onderwerp


|Mevrouw Hooi | geeft |uitleg |over het redekundig ontleden.|
PV = geeft 
Wie of wat geeft? --> Mevrouw Hooi  --> O = Mevrouw Hooi


Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Vidéo

Voor vandaag heeft mevrouw Hooi deze Lessonup
gemaakt voor de ijverige leerlingen.
Wat is de PV?

Slide 34 - Carte mentale

Voor vandaag heeft mevrouw Hooi deze Lessonup
gemaakt voor de ijverige leerlingen.
Wat is het WWG?

Slide 35 - Carte mentale

Voor vandaag heeft mevrouw Hooi deze Lessonup
gemaakt voor de ijverige leerlingen.
Wat is het O?

Slide 36 - Carte mentale

Voor vandaag heeft mevrouw Hooi deze Lessonup
gemaakt voor de ijverige leerlingen.
Wat is het LV?

Slide 37 - Carte mentale

Werk voor de deze en de volgende les:

  • Taalverzorging, H1, blz. 28/29, opdracht 1 en 2
+ nakijken en verbeteren in een andere kleur! 

Wat niet af is na de les van donderdag = huiswerk, dus verdeel het goed!
timer
20:00

Slide 38 - Diapositive

Lesdoel:
Aan het einde van deze les:
Weet je wat er wordt bedoeld met persoonsvorm, zinsdeelstrepen, werkwoordelijk gezegde en onderwerp.
  • heb je geoefend met het ontleden van de zindelen:
      - persoonsvorm
      - zindeelstrepen plaatsen
      - werkwoordelijk gezegde
      - onderwerp     
                                          


Slide 39 - Diapositive

Ik kan de pv vinden, zinsdeelstrepen plaatsen en het werkwoordelijk gezegde en het onderwerp in een zin benoemen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 40 - Sondage

Reflectie:
Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
Wat kan nog iets beter?

Slide 41 - Question ouverte

Feedback:
Wat vond je fijn/goed aan deze les?
Wat zou je liever anders willen zien?

Slide 42 - Question ouverte