1e4 eten en drinken boodschappen

1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2PraktijkonderwijsLeerjaar 1

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Deze les
Werkwoorden
Pip gaat vissen



Slide 3 - Diapositive

  • Instructie werkwoorden
  • video
  • het juiste werkwoord
  • de juiste volgorde
  • Vertel het na

Slide 4 - Diapositive

Hij....... een broodje
A
eet
B
eten
C
eett
D
at

Slide 5 - Quiz

Ik ....... naar de winkel
A
fiets
B
fietst
C
fietsen
D
fiet

Slide 6 - Quiz

De mannen ...........boos
A
word
B
wordt
C
worden
D
wor

Slide 7 - Quiz

Hij ........naar het restaurant
A
gaan
B
ga
C
gat
D
gaat

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Diapositive

Schrijven in Nederland
Wat heb je al gedaan?

Slide 10 - Diapositive

Herhaal: In de winkel: 
Wie zegt wat?
Klant en verkoper

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

de man is aardig en hij redt de oma
A
ja, hij helpt haar
B
nee, hij doet niks

Slide 13 - Quiz

 Eten en drinken: 
boodschappen doen

Slide 14 - Diapositive

video
Aardig zijn - vertel wat je ziet
de man
de lift
de vrouw
het meisje
de ballon
de boodschappen
de auto
de winkelwagen
de stoep
rennen
oversteken
het zebrapad
de oma
de bril
de bus
het stoplicht
remmen
de wang
knijpen
het strand
vrolijk
blind

Slide 15 - Diapositive

De man is aardig:
A
Ja, hij houdt de lift open
B
Nee, hij doet niks

Slide 16 - Quiz

De man is aardig:
A
Ja, hij pakt de ballon voor het kind
B
Nee, hij loopt door en doet niks

Slide 17 - Quiz

De man is aardig:
A
Ja, hij pakt het winkelwagentje
B
Nee, hij doet niks en loopt door

Slide 18 - Quiz

Vasten

Slide 19 - Diapositive

gewoon even wachten
A
sterk
B
gebruld
C
werk
D
geduld

Slide 20 - Quiz

Bijkletsen over de vakantie
  1. Heb je veel geslapen?
  2. Heb je een film gezien? Welke?
  3. Ben je ergens naartoe gegaan? Waar?
  4. Heb je Nederlands gepraat? met wie?
  5. Heb je een spel gespeeld? Wat?
  6. Heb je gesport? Welke sport?
  7. Heb je eten gekookt? Wat?
  8. Heb je huiswerk gemaakt?
  9. Heb je koningsdag gevierd? Hoe?

Slide 21 - Diapositive