44-2 Aantekeningen maken

1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

Cette leçon contient 11 diapositives, avec diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen
Aan het einde van deze les kun je aantekeningen maken bij een kijkfragment.

Je kunt onderscheid maken tussen hoofd- en bijzaken.

Slide 2 - Diapositive

Aantekeningen maken
- Zorg dat je pen en papier in de aanslag hebt.
- Werk met steekwoorden, signaalwoorden en symbolen.
- Bekijk van tevoren vragen waar je op moet antwoorden; dan kan je gerichter luisteren. 
- Laat af en toe ruimte over zodat je nog wat kan aanvullen. 

Slide 3 - Diapositive

Oefenen
We gaan zometeen oefenen. 
Dit zijn de vragen die je moet beantwoorden:
1. Hoe heet de sport die je ziet? 
2. Van welke drie sporten is dit een combinatie?
3. Voor wie is deze sport bedoeld?
4. Hoe lang duurt een wedstrijd? 
5. Waarom is het lastig om deze sport van de grond te krijgen?  
 



Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

Antwoorden:
 1. Horseball
2. Paardrijden, basketbal en rugby.
3. Voor jongeren die uitgereden zijn op de manegelessen. 
4. 2 x 10 minuten
5. Paardensport is eigenlijk individueel en Horseball is een teamsport. Het is lastig om teams te maken. 

Slide 6 - Diapositive

Nog een filmpje. 
Je kijkt nu eerst naar het filmpje. 
Je maakt ondertussen aantekeningen. 
Je krijgt daarna de vragen te zien. 

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

Vragen
1. Wat is het onderwerp van dit filmpje? 
2. Hoeveel volgers heeft Cristiano Ronaldo ongeveer? 
3.  Waarom staan die flesjes cola in beeld bij de persconferentie? 
4. Voor welke keten heeft Ronaldo ook reclame gemaakt en veel geld verdiend? 
5. Wat vind je niet bij Ronaldo thuis? 
6. Waarom niet? 

Slide 9 - Diapositive

ANTWOORDEN
1. Ronaldo haalt flesjes cola uit beeld.
2. Honderden miljoenen 
3. Omdat Coca-Cola een grote sponsor is en door die flesjes lijkt het alsof de voetballers cola drinken. 
4. KFC
5. Frisdrank en Fast-food. 
6. Zijn zoon wil op hem lijken en dat kan niet als je frisdrank drinkt. 

Slide 10 - Diapositive

Afsluiting
Wat ging goed?
Wat vond je moeilijk?

Slide 11 - Diapositive