week 17-1

Welkom bij Nederlands!
Pak je boek, schrift & pen.
Kauwgum & oortjes weg.





1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Welkom bij Nederlands!
Pak je boek, schrift & pen.
Kauwgum & oortjes weg.





Slide 1 - Diapositive

Vandaag
  • Info
  • Uitleg Lezen
  • ZS: H5 Lezen maken
  • ZF: DDU H5 Lezen
  • Nakijken / vragen?
  • Afsluiting

Slide 2 - Diapositive



Info
PW grotendeels nagekeken.  Ik hoop morgen de cijfers te hebben.

Vergeet niet je boek te gaan lezen in de vakantie :-)
Vandaag
  • Info
  • Uitleg
  • ZS
  • ZF
  • Quiz
  • Afsluiting

Slide 3 - Diapositive

DOELEN:

- signaalwoorden in teksten herkennen

- toelichtende, redengevende en voorwaardelijke verbanden in teksten herkennen









    



Slide 4 - Diapositive

TEKSTVERBANDEN

In een goede tekst hangen woorden, zinnen en alinea's met elkaar samen.

Die samenhang heet VERBAND IN EEN TEKST.

Door te letten op tekstverbanden begrijp je een tekst beter.


Slide 5 - Diapositive

SIGNAALWOORDEN

Signaalwoorden verbinden woorden, zinnen, en alinea's.

Ze geven aan op welke manier woorden, zinnen en alinea's met elkaar samenhangen.

Slide 6 - Diapositive

SOORTEN TEKSTVERBANDEN

- chronologisch verband

- opsommend verband

- tegenstellend verband

- toelichtend verband

- voorwaardelijk verband

- redengevend verband

(en meer)

Slide 7 - Diapositive

TOELICHTEND VERBAND

Een toelichtend verband geeft aan dat er extra informatie over het onderwerp volgt, vaak in de vorm van een voorbeeld.

Dit verband wordt ook wel uitleggend verband genoemd.


Slide 8 - Diapositive

SIGNAALWOORDEN

bij toelichtend verband


- bijvoorbeeld - denk aan - neem (nou) - zo - zoals - ter illustratie - ter verduidelijking

- met andere woorden - voorbeeld-

namelijk - dat wil zeggen


Slide 9 - Diapositive

VOORBEELD

toelichtend verband

Veel frisdranken bevatten suikers die slecht zijn voor de gezondheid.
Ze kunnen bijvoorbeeld overgewicht veroorzaken.


De extra informatie die hier gegeven wordt, is dat suikers in frisdranken overgewicht kunnen veroorzaken.
De extra toelichting is de informatie over overgewicht.

Slide 10 - Diapositive

VOORWAARDELIJK VERBAND

Een voorwaardelijk verband geeft aan

onder welke voorwaaarden iets gebeurt.


Slide 11 - Diapositive

SIGNAALWOORDEN

bij voorwaardelijk verband


- als (dan) - indien - tenzij - mits - wanneer -

onder de volgende voorwaarden

- in het geval dat - mocht ... dan -

op voorwaarde dat


Slide 12 - Diapositive

VOORBEELD

voorwaardelijk verband

Als ik vandaag mijn kamer opruim,

(dan) mag ik morgen mee naar de Efteling.


Om mee te mogen naar de Efteling, moet ik mijn kamer opruimen.

Voorwaarde = kamer opruimen

Slide 13 - Diapositive

REDENGEVEND VERBAND

Een redengevend verband geeft aan

waarom iemand iets doet of vindt.


Slide 14 - Diapositive

SIGNAALWOORDEN

bij redengevend verband


- want - omdat - daarom - dus -

de reden hiervoor is - het argument is



Slide 15 - Diapositive

VOORBEELD

redengevend verband

Voor het proefwerk van biologie had ik een slecht cijfer,

want ik heb er niet goed voor geleerd.


De reden van het slechte cijfer is

dat ik niet geleerd heb voor het proefwerk.


Slide 16 - Diapositive



Aan de slag!

Je gaat zo meteen

H5, Lezen, opdracht 3 (pag.  168) maken.

Je maakt in elk geval vraag 1 t/m 7!!


Luister eerst even mee! Ik doe vraag 1 voor. We doen tien minuten ZS.



Vandaag
  • Info
  • Uitleg
  • ZS
  • ZF
  • Quiz
  • Afsluiting

Slide 17 - Diapositive



ZS
  • Je werkt voor jezelf en in stilte.
  • Je weet wat je moet doen.


Je maakt H5, Lezen,  opdr. 3 (p. 168)

Klaar? Je werkt rustig verder.


Huiswerk: H5, Lezen, opdracht 3 EN/OF 4.


Vandaag
  • Info
  • Uitleg
  • ZS
  • ZF
  • Afsluiting

Slide 18 - Diapositive



Aan de slag!

We gaan nu van Denken

naar Delen.

Je gaat met je buur overleggen over H5, Lezen, opdr. 3 vraag 1 t/m 7.

Je moet overal één antwoord vinden!

Schrijf dat antwoord in je schrift.

Klaar? Dan werk je weer verder.

Vandaag
  • Info
  • Uitleg
  • ZS
  • ZF
  • Quiz
  • Afsluiting

Slide 19 - Diapositive



ZF
  • Je werkt voor jezelf. Je mag fluisterend overleggen.
  • Je weet wat je moet doen.



Nu Delen: H5, Lezen, opdr. 3, vraag 1 t/m 7.

Overleg met je buur en vergelijk de opdrachten.

Komen jullie er niet uit? Steek je hand op!


Huiswerk: H5, Lezen, opdracht 3 EN/OF 4.







Vandaag
  • Info
  • DDU
  • Uitleg
  • ZS
  • ZF
  • Afsluiting

Slide 20 - Diapositive



Uitwisselen

Ik geef kris kras beurten.

Je geeft het antwoord dat je samen hebt gevonden. Je moet ook kunnen uitleggen hoe je hebt gevonden.

Vandaag
  • Info
  • Uitleg
  • ZS
  • ZF
  • Quiz
  • Afsluiting

Slide 21 - Diapositive

DOELEN:

- signaalwoorden in teksten herkennen

- toelichtende, redengevende en voorwaardelijke verbanden in teksten herkennen









    



Slide 22 - Diapositive

De jongens in mijn klas leggen de lat niet al te hoog. Neem bijvoorbeeld Lex. Hij gaat altijd voor een 5,5.
A
toelichtend verband
B
redengevend verband
C
voorwaardelijk verband

Slide 23 - Quiz

Omdat het klimaat snel verandert, gaat het waterschap de dijken in een hoog tempo ophogen.
A
toelichtend verband
B
redengevend verband
C
voorwaardelijk verband

Slide 24 - Quiz

Als jij alles voor mij inpakt,
koop ik iets lekkers voor onderweg.
A
toelichtend verband
B
redengevend verband
C
voorwaardelijk verband

Slide 25 - Quiz

Afsluiting

Huiswerk: H5, lezen, opdracht 3 OF 4.

Slide 26 - Diapositive