Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Welkom bij Nederlands!
Pak je boek, schrift & pen.
Kauwgum & oortjes weg.
Slide 1 - Diapositive
Vandaag
Info
Uitleg Lezen
ZS: H5 Lezen maken
ZF: DDU H5 Lezen
Nakijken / vragen?
Afsluiting
Slide 2 - Diapositive
Info
PW grotendeels nagekeken. Ik hoop morgen de cijfers te hebben.
Vergeet niet je boek te gaan lezen in de vakantie :-)
Vandaag
Info
Uitleg
ZS
ZF
Quiz
Afsluiting
Slide 3 - Diapositive
DOELEN:
- signaalwoorden in teksten herkennen
- toelichtende, redengevende en voorwaardelijke verbanden in teksten herkennen
Slide 4 - Diapositive
TEKSTVERBANDEN
In een goede tekst hangen woorden, zinnen en alinea's met elkaar samen.
Die samenhang heet VERBAND IN EEN TEKST.
Door te letten op tekstverbanden begrijp je een tekst beter.
Slide 5 - Diapositive
SIGNAALWOORDEN
Signaalwoorden verbinden woorden, zinnen, en alinea's.
Ze geven aan op welke manier woorden, zinnen en alinea's met elkaar samenhangen.
Slide 6 - Diapositive
SOORTEN TEKSTVERBANDEN
- chronologisch verband
- opsommend verband
- tegenstellend verband
- toelichtend verband
- voorwaardelijk verband
- redengevend verband
(en meer)
Slide 7 - Diapositive
TOELICHTEND VERBAND
Een toelichtend verband geeft aan dat er extra informatie over het onderwerp volgt, vaak in de vorm van een voorbeeld.
Dit verband wordt ook wel uitleggend verband genoemd.
Slide 8 - Diapositive
SIGNAALWOORDEN
bij toelichtend verband
- bijvoorbeeld - denk aan - neem (nou) - zo - zoals - ter illustratie - ter verduidelijking
- met andere woorden - voorbeeld-
namelijk - dat wil zeggen
Slide 9 - Diapositive
VOORBEELD
toelichtend verband
Veel frisdranken bevatten suikers die slecht zijn voor de gezondheid. Ze kunnen bijvoorbeeld overgewicht veroorzaken.
De extra informatie die hier gegeven wordt, is dat suikers in frisdranken overgewicht kunnen veroorzaken. De extra toelichting is de informatie over overgewicht.
Slide 10 - Diapositive
VOORWAARDELIJK VERBAND
Een voorwaardelijk verband geeft aan
onder welke voorwaaarden iets gebeurt.
Slide 11 - Diapositive
SIGNAALWOORDEN
bij voorwaardelijk verband
- als (dan) - indien - tenzij - mits - wanneer -
onder de volgende voorwaarden
- in het geval dat - mocht ... dan -
op voorwaarde dat
Slide 12 - Diapositive
VOORBEELD
voorwaardelijk verband
Als ik vandaag mijn kamer opruim,
(dan) mag ik morgen mee naar de Efteling.
Om mee te mogen naar de Efteling, moet ik mijn kamer opruimen.
Voorwaarde = kamer opruimen
Slide 13 - Diapositive
REDENGEVEND VERBAND
Een redengevend verband geeft aan
waarom iemand iets doet of vindt.
Slide 14 - Diapositive
SIGNAALWOORDEN
bij redengevend verband
- want - omdat - daarom - dus -
de reden hiervoor is - het argument is
Slide 15 - Diapositive
VOORBEELD
redengevend verband
Voor het proefwerk van biologie had ik een slecht cijfer,
want ik heb er niet goed voor geleerd.
De reden van het slechte cijfer is
dat ik niet geleerd heb voor het proefwerk.
Slide 16 - Diapositive
Aan de slag!
Je gaat zo meteen
H5, Lezen, opdracht 3 (pag. 168) maken.
Je maakt in elk geval vraag1 t/m 7!!
Luister eerst even mee! Ik doe vraag 1 voor. We doen tien minuten ZS.
Vandaag
Info
Uitleg
ZS
ZF
Quiz
Afsluiting
Slide 17 - Diapositive
ZS
Je werkt voor jezelf en in stilte.
Je weet wat je moet doen.
Je maakt H5, Lezen, opdr. 3 (p. 168)
Klaar? Je werkt rustig verder.
Huiswerk: H5, Lezen, opdracht 3 EN/OF 4.
Vandaag
Info
Uitleg
ZS
ZF
Afsluiting
Slide 18 - Diapositive
Aan de slag!
We gaan nu van Denken
naar Delen.
Je gaat met je buur overleggen over H5, Lezen, opdr. 3 vraag 1 t/m 7.
Je moet overal één antwoord vinden!
Schrijf dat antwoord in je schrift.
Klaar? Dan werk je weer verder.
Vandaag
Info
Uitleg
ZS
ZF
Quiz
Afsluiting
Slide 19 - Diapositive
ZF
Je werkt voor jezelf. Je mag fluisterend overleggen.
Je weet wat je moet doen.
Nu Delen: H5, Lezen, opdr. 3, vraag 1 t/m 7.
Overleg met je buur en vergelijk de opdrachten.
Komen jullie er niet uit? Steek je hand op!
Huiswerk: H5, Lezen, opdracht 3 EN/OF 4.
Vandaag
Info
DDU
Uitleg
ZS
ZF
Afsluiting
Slide 20 - Diapositive
Uitwisselen
Ik geef kris kras beurten.
Je geeft het antwoord dat je samen hebt gevonden. Je moet ook kunnen uitleggen hoe je hebt gevonden.
Vandaag
Info
Uitleg
ZS
ZF
Quiz
Afsluiting
Slide 21 - Diapositive
DOELEN:
- signaalwoorden in teksten herkennen
- toelichtende, redengevende en voorwaardelijke verbanden in teksten herkennen
Slide 22 - Diapositive
De jongens in mijn klas leggen de lat niet al te hoog. Neem bijvoorbeeld Lex. Hij gaat altijd voor een 5,5.
A
toelichtend verband
B
redengevend verband
C
voorwaardelijk verband
Slide 23 - Quiz
Omdat het klimaat snel verandert, gaat het waterschap de dijken in een hoog tempo ophogen.
A
toelichtend verband
B
redengevend verband
C
voorwaardelijk verband
Slide 24 - Quiz
Als jij alles voor mij inpakt, koop ik iets lekkers voor onderweg.