Herhalingsles spelling!

Welkom

Spelling


Werkwoorden
Nederlands
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1-3

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Welkom

Spelling


Werkwoorden
Nederlands

Slide 1 - Diapositive

Les van vandaag

De basis - herhaling

Nakijken

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen

  • Je kent de verschillende werkwoordsvormen en kunt vaststellen welke vorm een werkwoord heeft.

  • Je kent de regels voor het schrijven van de verschillende werkwoordsvormen en kunt die toepassen.

Slide 3 - Diapositive

Doel 1


Je kent de verschillende werkwoordsvormen en kunt vaststellen welke vorm een werkwoord heeft.

Slide 4 - Diapositive

Welke werkwoordsvormen ken je?

Slide 5 - Question ouverte

Soorten werkwoorden
Persoonsvorm
Wij lopen altijd naar school.

Voltooid deelwoord
Wij hebben gisteren 10 kilometer gelopen.
Onvoltooid deelwoord
Lopend ging hij naar zijn werk.
Hele werkwoord of het infinitief
Wij willen daar graag lopen.

Slide 6 - Diapositive

Persoonsvorm
De persoonsvorm is verbonden met het onderwerp (ev/mv) en kan in zowel de tegenwoordige tijd als de verleden tijd staan. 

Je vindt de persoonsvorm door:
  • De tijdproef uit te voeren (verander de tijd)
  • De getalproef uit te voeren (verander het getal van het onderwerp)
Het werkwoord dat je moet aanpassen om de zinnen correct te maken, is de persoonsvorm. 

Slide 7 - Diapositive

Benoem de persoonsvorm(en) van onderstaande zinnen:

1. Onze buurvrouw verbouwt haar huis zelf.
2. Vind jij het ook jammer, dat het weer zo verandert?

Slide 8 - Question ouverte

Benoem de persoonsvorm(en) van onderstaande zinnen:
1. Er zijn leerlingen geschorst door de grap die zij hebben uitgehaald.
2. Jarno vindt het fijn, als de docent het huiswerk controleert.

Slide 9 - Question ouverte

Voltooid deelwoord
Je herkent het voltooid deelwoord aan: 
  • De zin bevat een vorm van hebben, zijn of worden
  • Er staat ge-, be-, ont- of ver- voor het werkwoord.

Slide 10 - Diapositive

Benoem de voltooid deelwoorden uit de onderstaande zinnen:
1. Raad eens wat er vandaag is gebeurd.
2. Ik heb de beschimmelde kaas maar weggegooid.

Slide 11 - Question ouverte

Benoem de voltooid deelwoorden uit de onderstaande zinnen:
1. Waarom heb jij die gele aansteker niet bewaard?
2. Bladluis wordt vaak met water en spiritus bestreden.

Slide 12 - Question ouverte

Infinitief
 Het infinitief is het hele werkwoord

  • Het is het hele werkwoord (de wij-vorm).
  • Er staat soms 'te' of 'aan het' voor.

Slide 13 - Diapositive

Benoem de infinitieven uit de onderstaande zinnen:

1. Wat willen jullie later worden?
2. Mees heeft dat altijd al willen hebben.

Slide 14 - Question ouverte

Benoem de infinitieven uit de onderstaande zinnen:

1. Dit betekent dat we nogal haast hebben.
2. Wij zijn van plan om te gaan fietsen.

Slide 15 - Question ouverte

Doel 2


Je kent de regels voor het schrijven van de verschillende werkwoordsvormen en kunt die toepassen.

Slide 16 - Diapositive

Persoonsvorm
  • De persoonsvorm kan voorkomen in de tegenwoordige tijd en in de verleden tijd. Bij deze tijden horen verschillende regels.

  • Daarnaast bestaan er klankveranderende en klankvaste  werkwoorden.

Slide 17 - Diapositive

Persoonsvorm TT
ik, .... jij
Persoonsvorm TT
ik, .... jij 

jij 

hij/zij/het 

meervoud 
ik-vorm/stam

ik-vorm + t

ik-vorm + t

'infinitief' 
fiets      word      loop 

fietst    wordt      loopt

fietst     wordt      loopt

fietsen  worden  lopen
werkwoorden die eindigen op dt komen dus alleen voor bij de persoonsvormen in de tegenwoordige tijd van jij + hij/zij/het. De stam van het werkwoord moet dan wel op een d eindigen.

Slide 18 - Diapositive

Persoonsvorm VT
Klankveranderende werkwoorden 
Deze werkwoorden moet je kennen (lopen - liep - gelopen). Er komt in de verleden tijd nooit meer een -t of -d achter!
Klankvaste werkwoorden 
Bij deze werkwoorden moet je bepalen of er -te(n) of +de(n) toegevoegd moet worden. Gebruik daarvoor 't ex Kofschip of 't sexy fokschaap.


Slide 19 - Diapositive

Persoonsvorm VT
Om te bepalen of er -te(n) of +de(n) toegevoegd moet worden, gebruik je 't ex kofschip of 't sexy fokschaap.

Zit de laatste letter van de stam van het werkwoord wel of niet in 't sexy fokschaap?
  • wel > ik-vorm + te(n)      fietsen - fiets - fietste(n)
  • niet > ik-vorm + de(n)    leren     - ler     - leerde(n)


Slide 20 - Diapositive

Vul bij iedere zin de juiste vorm van de pv verleden tijd in:
1. Mijn ouders ............................. (wachten) gisteren twee uur voordat zij naar binnen ............................. (mogen).
2. Hij ............................. (fronsen) zijn wenkbrauwen toen zij zo ............................. (binnenkomen).

Slide 21 - Question ouverte

Vul bij iedere zin de juiste vorm van de pv verleden tijd in:
1. Messi ............................. (vergroten) zijn kans op scoren.
2. Hij ............................. (branden) zijn hand tijdens het kerstdiner.

Slide 22 - Question ouverte

Voltooid deelwoord 
Klankveranderende werkwoorden moet je kennen.

Bij klankvaste werkwoorden eindigt een een voltooid deelwoord op een -t of -d. Daarvoor gebruik je 't sexy fokschaap



Of je maakt het woord langer.
De vloer is geboen.. - de geboende vloer

Slide 23 - Diapositive

Vul bij iedere zin de juiste vorm van het voltooid deelwoord in:

1. Wij zijn gisteren ................................ (bellen) door de directeur.
2. Je bent in elk geval goed ................................ (verzekeren)!

Slide 24 - Question ouverte

Vul bij iedere zin de juiste vorm van het voltooid deelwoord in:
1.. Het gebeurt wel vaker dat hij verkeerd wordt ................................ (aanmelden).
2. Is dat écht wat er is ................................ (gebeuren)?

Slide 25 - Question ouverte

Schema om een grammaticale analyse te maken en vervolgens de regels voor de werkwoordspelling toe te passen.

Slide 26 - Diapositive

Doel 4
Je kent de regels van de Engelse werkwoorden

Slide 27 - Diapositive

Engelse werkwoorden

  • Engelse werkwoorden vervoeg je zoveel mogelijk als Nederlandse werkwoorden!
    Je gebruikt dus dezelfde regels.


  • Engelse werkwoorden hebben soms een afwijkende ik-vorm:
paintball, delete, race (vanwege de uitspraak)
scoor, promoot -(vanwege de o-klank)

Slide 28 - Diapositive

Engelse werkwoorden
  • Sommige woorden en werkwoorden die wij gebruiken, komen uit een andere taal. Je noemt ze leenwoorden
  • Engelse werkwoorden vervoeg je op dezelfde manier als Nederlandse werkwoorden.
  • Let op: Bij saven, timen en daten eindigt de stam op -e.
  • We 'vernederlandsen' de Engelse werkwoorden, behalve als je daardoor een verkeerde uitspraak krijgt.

Slide 29 - Diapositive

De leerling ... het document gisteren op haar Chromebook.
(saven)
A
savde
B
savede
C
savete
D
savte

Slide 30 - Quiz

Hoe zit dat?
  • Bij het werkwoord saven eindigt de stam op een -e
  • -> save (spreek uit: seef)
  • De v van save zit niet in het 'T eX KoFSCHiP
  • Daarom krijg je in de verleden tijd -de of - den

Ik save                 Ik savede                Ik heb gesaved
Hij savet             Wij saveden

Slide 31 - Diapositive

Bij de meeste werkwoorden  werkt het dus hetzelfde als bij de Nederlandse werkwoorden.

Slide 32 - Diapositive

maar..... let op goed de uitspraak           -n

Slide 33 - Diapositive

Vul bij iedere zin de juiste vorm van het voltooid deelwoord in:

1. Peter ................................... (scrollen) door zijn e-mails.
2. Voor dat project ................................... (researchen) ik vorige week in de databank.
3. Maxime................................... (stressen, vt) flink na zijn toets.
4. Heb jij vorige week ook ................................... (flyeren)?
5. Mijn moeder ................................... (recyclen) alles.

Slide 34 - Question ouverte

Werkwoordspelling Schema 
Is het werkwoord een PV?
Ja
Nee
   TT                    VT                      VT DW                   INF 
ik, ...jij: ik-vorm

jij, hij, zij, het : ik-vorm +t

M: 'infinitief'
Onregelmatig

ik-vorm +te(n)
ik-vorm +de(n)
(kofschip!)
D of een T?
't ex kofschip
hele werkwoord

Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Diapositive