Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Oefentoets Ordening
thema 4
Slide 1 - Diapositive
De meeste soorten bacteriën voeden zich met dode resten van organismen.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 2 - Quiz
Algen horen bij de zaadplanten
A
Juist
B
Onjuist
Slide 3 - Quiz
Cellen van bacteriën hebben een celwand
A
Juist
B
Onjuist
Slide 4 - Quiz
Bij de bereiding van yoghurt en zuurkool worden bacteriën gebruikt.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 5 - Quiz
Bij de bereiding van brood worden schimmels gebruikt.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 6 - Quiz
Bij welke stam hoort de kokkel?
A
Bij de stam van de geleedpotigen.
B
Bij de stam van de gewervelden.
C
Bij de stam van de neteldieren.
D
Bij de stam van de weekdieren.
Slide 7 - Quiz
Veel boomstammen hebben een groene kleur aan de kant waar de meeste regen tegenaan komt. Deze kleur wordt veroorzaakt door boomalgen. Twee leerlingen doen een uitspraak over boomalgen: - Stefan zegt dat boomalgen tot de wieren behoren. - Elise zegt dat boomalgen zich voortplanten door deling. Wie heeft (hebben) gelijk?
A
Geen van beiden.
B
Alleen Stefan.
C
Alleen Elise.
D
Allebei.
Slide 8 - Quiz
Van een organisme uit welk rijk is deze cel afkomstig?
A
Bacterie
B
Dier
C
Plant
D
Schimmel
Slide 9 - Quiz
Tot welke stam behoort de plant waar dit een deel van is?
A
Sporenplanten
B
Wieren
C
Zaadplanten.
Slide 10 - Quiz
Tot welke stam horen planten zonder bloemen of wortels?
A
Sporenplanten
B
Wieren.
C
Zaadplanten
Slide 11 - Quiz
Van welke schimmelsoort wordt het antibioticum penicilline gemaakt?
A
kwastschimmel
B
penseelschimmel
C
toefjesschimmel
D
appelschimmel
Slide 12 - Quiz
Tot welke groep organismen hoort het beschreven organisme? Het is een eencellig organisme, die bladgroenkorrels bevat.
A
Planten
B
Dieren
C
Schimmels
D
Bacteriën
Slide 13 - Quiz
Tot welke groep organismen hoort het beschreven organisme? Het is een meercellig organisme die geen celwand heeft.
A
Planten
B
Dieren
C
Schimmels
D
Bacteriën
Slide 14 - Quiz
Welk van de volgende begrippen is géén rijk
A
Bacteriën
B
Dieren
C
Schimmels
D
Mensen
Slide 15 - Quiz
Welk celkenmerk hebben schimmels, planten en dieren met elkaar gemeen?
Slide 16 - Question ouverte
Wanneer horen twee organismen met elkaar tot dezelfde soort?
Slide 17 - Question ouverte
Een bacterie deelt elke 15 minuten. Er zitten vier bacteriën op een stukje kip. Hoeveel zijn dit er na een uur?
Slide 18 - Question ouverte
Een paddenstoel hoort bij de schimmels. Leg uit waarom dat zo is.
Slide 19 - Question ouverte
Hoe planten bacterien zich voort?
A
door deling
B
door eieren
C
door sporen
D
door zaden
Slide 20 - Quiz
bij welke groep van de geleedpotigen bestaat het gehele lichaam uit segmenten?
A
bij de veelpotigen
B
bij de insecten
C
bij de kreeftachtigen
D
bij de spinachtigen
Slide 21 - Quiz
van welk dier zal niet snel een fossiel gevonden worden?
A
een huisjesslak
B
een kraai
C
een kikker
D
een kwal
Slide 22 - Quiz
In de afbelding is een salamandergetekend. De huid van een salamander is bedekt met slijm, hij haalt adem met longen en door de huid. Een salamander plant zich voort door eieren zonder schaal. Tot welke groep behoort de salamander?
A
tot de vissen
B
tot de reptielen
C
tot de amfibieën
D
tot de zoogdieren
Slide 23 - Quiz
Hieronder staan enkele kenmerken die voorkomen bij organismen: 1. elke cel heeft een celwand 2.voortplanting vindt plaats door sporen
welke kenmerken komen voor bij de kolamaniet? zie afbeelding
A
alleen kenmerk 1
B
beide kenmerken
C
alleen kenmerk 2
D
geen van beide kenmerken
Slide 24 - Quiz
tot welke groep van het dierenrijk behoort dit dier?