H3.2 Waarvoor zou je sparen? (2 lessen)

1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

3.2 Waarvoor zou je sparen?
Leerdoelen van deze les:
  • Je weet welke spaarmotieven er zijn
  • Je weet wat voor verschillen er in spaarrekeningen zijn
  • Je kunt rente berekenen met enkelvoudige rente

Slide 3 - Diapositive

Redenen om te sparen

Slide 4 - Diapositive

  • Sparen=
  • Het niet uitgeven van je geld
3.2 Waarvoor zou je sparen? (deel 1)

Slide 5 - Diapositive

  • Variabele rente: Het rentepercentage verandert -> gewone spaarrekening
  • Vaste rente: Het rentepercentage blijft gedurende de hele periode hetzelfde
  • -> Spaardeposito:
  •      Geld staat vast op een rekening
Soorten rente

Slide 6 - Diapositive

  • Enkelvoudige rente 
  • -> je krijgt rente aan het einde van het jaar uitbetaald
  • -> je spaarbedrag blijft dus gelijk!
  • -> meestal een spaardeposito



Enkevoudige rente = rentepercentage x spaarbedrag x jaren
3.2 Waarvoor zou je sparen?

Slide 7 - Diapositive

Maken opgave 7 blz. 76

Klaar: Maken 1 t/m 6 (BLZ 74-76)


Resultaat: Je weet hoe je enkelvoudige rente moet berekenen.
timer
8:00

Slide 8 - Diapositive

Blz 76 opgave 7

Slide 9 - Diapositive

Afmaken 1 t/m 7
Huiswerk voor volgende week:
- 3.1 t/m 13 af
- Rekenen 1 t/m 3
- 3.2 t/m 7

Slide 10 - Diapositive

  • Sparen
  • Het niet uitgeven van je geld
3.2 Waarvoor zou je sparen?

Slide 11 - Diapositive

3.2 Waarvoor zou je sparen?
Leerdoelen van deze les:
  • Je kunt uitleggen wat het gevolg van inflatie is voor de koopkracht van je spaargeld
  • Je kunt rente berekenen met samengestelde rente

Slide 12 - Diapositive

3.2 Waarvoor zou je sparen?
Is het slim om te sparen als er een hoge inflatie is?
  • Inflatie -> prijzen stijgen

  • Sparen is ongunstig bij hoge inflatie
  • -> de koopkracht van je spaargeld neemt af

Slide 13 - Diapositive

Word je spaargeld meer of minder waard?
Inflatie hoger dan spaarrente
Koopkracht van spaargeld neemt af.

Slide 14 - Diapositive

  • Samengestelde rente
  • -> de rente wordt bijgeschreven op je rekening
  • -> het jaar erna krijg je rente over je spaarbedrag en over de ontvangen rente ('rente op rente')
3.2 Waarvoor zou je sparen?

Slide 15 - Diapositive

3.2 Wat levert sparen op? 

Samengestelde rente = 
Stap 1: (1 + rentepercentage/100)^jaren x spaarbedrag
Stap 2: Eindwaarde - spaarbedrag

Slide 16 - Diapositive

Spaargeld € 10.000   
Rente 2%
Periode: 3 jaar
3.2 Waarvoor zou je sparen?

Slide 17 - Diapositive

Maken opgave 11 (blz 77)
Klaar: Doorgaan met opdracht 8 t/m 10 (BLZ 74-76)
Tijd? 8 minuten


Resultaat: Je weet hoe je samengestelde rente moet berekenen
timer
8:00

Slide 18 - Diapositive

Je hebt chartaal geld en giraal geld. Wat is chartaal geld?
A
Geld in je zak
B
Geld op je rekening

Slide 19 - Quiz

Wat is directe ruil?
A
Producten uit het buitenland halen
B
Het ruilen van producten tegen geld
C
Het ruilen van producten tegen elkaar
D
Producten uit Nederland verkopen aan een ander land

Slide 20 - Quiz

Wat zijn de drie functies van geld?
A
Rekenmiddel, ruilmiddel en spaarmiddel
B
Ruilmiddel, betaalmiddel en spaarmiddel
C
Spaarmiddel, rekenmiddel en potmiddel
D
Spaarmiddel, rentemiddel en ruilmiddel

Slide 21 - Quiz

Peter spaart voor een scooter. Hij zet al het geld dat hij kan missen op een spaarrekening bij de bank, zodat het geld sneller aangroeit.

Wat zijn de 2 spaarmotieven van Peter?

A
Sparen voor een doel & sparen uit voorzorg
B
Sparen uit voorzorg & sparen voor de rente
C
Sparen voor de hobby & sparen voor een doel
D
Sparen voor een doel & sparen voor de rente

Slide 22 - Quiz

Als je bij de bank spaart krijg je rente. Wat is rente?
A
Salaris als je bij de bank werkt
B
Een beloning van de bank voor het uitlenen van jouw geld
C
Een schuld die je aan de bank hebt
D
Een schuld die de bank heeft

Slide 23 - Quiz

Wanneer is er sprake van 'rente op rente'?
A
variabele rente
B
vaste rente
C
enkelvoudige rente
D
samengestelde rente

Slide 24 - Quiz

Afmaken 8 t/m 11
 Klaar? Maken 12 +13 + Rekenen 4 t/m 9 blz. 92




Slide 25 - Diapositive