GMK P2.3 Herhaalles Epilepsie

• Geneesmiddelkennis
• MBO
• Studiejaar 2

Welke neurotransmitter is betrokken bij epilepsie?

1. Acetylcholine
2. Dopamine
3. Glutamaat
4. Serotonine

1. Focaal betekent dat de aanval in beide hersenen begint
2. Tonisch betekent stijfheid

1. Beide waar
2. 1 waar; 2 niet waar
3. 1 niet waar; 2 waar
4. Beide niet waar

Iemand met epilepsie mag alleen zwemmen

1. Ja
2. Nee

1. Profylaxemedicatie is bedoeld om een aanval te voorkomen
2. Aanvalsmedicatie is meestal als tablet

1. Beide waar
2. 1 waar; 2 niet waar
3. 1 niet waar; 2 waar
4. Beide niet waar

Wat is geen anti-epilepticum?

1. Carbamazepine
2. Gabapentine
3. Olanzepine
4. Valproïnezuur

Welke factor telt mee bij de keuze van een epilepticum?

1. De beginplaats van een aanval
2. Interacties
3. Bijwerkingen
4. Allemaal

Anti-epileptica worden rustig opgebouwd ivm

1. Voorkomen bijwerkingen
2. In begin lage dosis voldoende effect
3. Instellen op interacties
4. Door gewenning steeds meer nodig

Wat is het allerbelangrijkst bij epilepsie?

1. Aanval voorkomen
2. Middel met zo min mogelijk bijwerkingen
3. Geen interacties
4. Juiste stof en dosis ongeacht fabrikant

Welke overeenkomst hebben carbamazepine, pregabaline en gabapentine?

1. Gebruikt bij zenuwpijn
2. Enzyminductor
3. Ontwenningsverschijnselen bij ineens stoppen
4. Afwijkingen in bloedbeeld

Wat is een overeenkomst tussen
Valproinezuur, topiramaat en fenytoine?

1. Gebruikt bij hartritmestoornis
2. Enzyminductor
3. Gebruikt bij boulimia nervosa
4. Teratogeen

Bij epilepsie hebben mensen vaak een onderhoudsbehandeling en een aanvalsbehandeling

1. Waar
2. Niet waar

Wat is geen kenmerk van anti-epileptica?

1. Zelfde werkingsmechanisme
2. Vaak slaperigheid of dronkemansloop
3. Soms teratogeen
4. Veel interacties