Duizeligheid

05-12-22
Herhaling Epilepsie 
Duizeligheid 

1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
BspMBOStudiejaar 3

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

05-12-22
Herhaling Epilepsie 
Duizeligheid 

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

1. Wat zijn veel voorkomende bijwerkingen bij anti-epileptica?

Slide 2 - Carte mentale

Duizeligheid, slaperigheid, dronken gevoel
2. Wanneer kom je in aanmerking voor geneesmiddelen bij epilepsie?
A
bij meer dan 1 uitgelokte aanval
B
bij meer dan 1 niet uitgelokte aanval
C
bij meer dan 2 uitgelokte aanvallen
D
bij meer dan 2 niet uitgelokte aanvallen

Slide 3 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

3. Volgens welke twee mechanismen werken anti-epileptica?

Slide 4 - Question ouverte

Beinvloeding ionkanalen; Ca-blokkers ( ethosuximide mn bij absences) en Na-blokkers (carbamazepine, fenytoine mn tonische aanvallen)
Beinvloeding Gaba en glutamaat
GABA remt de prikkeloverdracht; anti-epileptica versterken deze werking.
Glutamaat stimuleert de prikkeloverdracht; anti-epileptica remmen deze werking.
Voorbeelden zijn benzodiazepines, pregabaline, levetiracetam en vigabatrine. Deze middelen zijn effectief bij alle epilepsievormen.
Diverse anti-epileptica hebben een gemengd werkingsmechanisme, bijvoorbeeld
natriumvalproaat, lamotrigine en topiramaat.

Volgens welke twee mechanismen werken anti-epileptica?

Beinvloeding ionkanalen; Ca-blokkers ( ethosuximide mn bij absences) en Na-blokkers (carbamazepine, fenytoine mn tonische aanvallen)
Beinvloeding Gaba en glutamaat
GABA remt de prikkeloverdracht; anti-epileptica versterken deze werking.
Glutamaat stimuleert de prikkeloverdracht; anti-epileptica remmen deze werking.
Voorbeelden zijn benzodiazepines, pregabaline, levetiracetam en vigabatrine. 
Deze middelen zijn effectief bij alle epilepsievormen.
Diverse anti-epileptica hebben een gemengd werkingsmechanisme, bijvoorbeeld
natriumvalproaat, lamotrigine en topiramaat. 






Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

4. Hoeveel van de patiënten met epilepsie worden met geneesmiddelen aanvalsvrij?
A
0,7%
B
7%
C
70%
D
100%

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

5. Nadelen van geneesmiddelen komen pas na langere tijd naar voren. Noem twee nadelen van anti-epileptica die na langere tijd zijn ontdekt.

Slide 7 - Question ouverte

Carbamazepine; verlaagde leverenzymen
Natriumvalproaat; schade ongeboren kind

Nadelen van geneesmiddelen 
Carbamazepine; verlaagde leverenzymen
 

Natriumvalporoaat; schade ongeboren kind 

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

6. Moeten anti-epileptica levenslang worden gebruikt? Zo ja, waarom. Zo nee, hoe kan je stoppen?

Slide 9 - Question ouverte

Kinderen groeien er vaak overheen; bij bekende oorzaak, na verhelpen hiervan.
Indien onbekend; > 2 jr aanvalsvrij
Rustig afbouwen ivm onttrekkingsverschijnselen

Gebruik anti epileptica 
Kinderen groeien er vaak overheen; 
bij bekende oorzaak, na verhelpen hiervan.
 

Indien onbekend; > 2 jr aanvalsvrij
Rustig afbouwen ivm onttrekkingsverschijnselen 

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

7. Welke opties zijn er als anti-epileptica niet goed helpen?
A
combineren anti-epileptica
B
stoppen anti-epileptica
C
chirurgie
D
ECG

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

8. Wanneer wordt noodmedicatie gebruikt?
A
Bij status epileptica
B
Bij zenuwpijn
C
Bij absences
D
Bij partiele epilepsie

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

9. Welke noodmedicatie worden er veel gebruikt en welke toedienweg en -vorm hebben deze?

Slide 13 - Carte mentale

diazepam (rectaal, rectiole) Midazolam (neusspray nasaal 1e keus), clonazepam(oraal druppels)
10. Wat is substitutie van geneesmiddelen en waarom mag dit niet met anti-epileptica?

Slide 14 - Question ouverte

smalle therapeutische breedte
Duizeligheid 

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is vertigo

Slide 16 - Question ouverte

Vertigo is draaiduizeligheid. De patiënt heeft het gevoel dat hijzelf of de omgeving een draaiende beweging maakt. 
Vertigo 
Vertigo is draaiduizeligheid. De patiënt heeft het gevoel dat hijzelf of de omgeving een draaiende beweging maakt. 

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar ben je weleens duizelig van geworden?

Slide 18 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 19 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Maak de opdracht duizeligheid 

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

2. Wat is het probleem bij het vinden van de mogelijke oorzaak van duizeligheid

Slide 21 - Question ouverte

Problematiek is dat meer dan honderd ziektebeelden het verschijnsel duizeligheid als nevenverschijnsel hebben.
3. Waarom wordt in de eerste plaats begonnen met een symptomatisch therapie?

Slide 22 - Question ouverte

Omdat de oorzaak moeilijk te vinden is, worden in de eerste plaats de verschijnselen bestreden 
Duizeligheid kan verschillende oorzaken hebben, zoals:
● binnenoorontsteking (neuritis vestibularis)
● ziekte van Ménière
● BPPD
● hypotensie

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat heb je gevonden over;
binnenoorontsteking?

Slide 24 - Question ouverte

● binnenoorontsteking (neuritis vestibularis)
○ ontsteking zenuw in het binnenoor
○ meestal virusinfectie
○ duizelig, nystagmus, pijn in oor

Wat heb je gevonden over;
ziekte van Meniere?

Slide 25 - Question ouverte

● ziekte van Ménière
○ toename vloeistof in evenwichtsorgaan
○ oorzaak onbekend waarschijnlijk multifactorieel
○ aanvallen van duizeligheid


Wat heb je gevonden over;
BPPD?

Slide 26 - Question ouverte

● BPPD (Benigne Paroxysmale Positie Duizeligheid)(goedaardig in aanvallen optredend)
○ gruis in de vlst in evenwichtsorgaan
○ duizelig bij veranderen van de stand van het hoofd
○ kans op vallen bij ouderen

Wat kan je vertellen over de volgende gnm:
● cinnarizine
● betahistine
● piracetam
● flunarizine
● cyclizine
● zithromax
● metocloperamide
● sulpiride
● domperidon

Slide 27 - Diapositive

● cinnarizine; -, tablet, antihistaminicum, vertigo en reisziekte, sedatie slaperig duizelig, zkt v Parkinson en <1mnd
● betahistine; betaserc, tablet, antihistaminicum en verbetert stroming in evenwichtsorgaan en vermindert de actiepotentialen, meniere, hoofdpijn/ misselijkheid/dyspepsie, Feochromocytoom= gezwel bijnuer
● piracetam; nootropil, tablet,remt de nystamus na labyrintaire stim, vertigo,’ gewichtstoename/nervositeit/ hyperkinesie’ ,nierfunctiestoornis en Huntington
● flunarizine; sibelium, caps/tablet,remt de overdracht neuronen, migraine en vertigo, gewichtstoename/ slaperigheid, slapeloosheid, depressie, toegenomen eetlust, rinitis, maag-darmklachten, spierpijn, onregelmatige menstruatie, pijn in de borsten, vermoeidheid,depressie en parkinsonisme
● cyclizine; -, tablet/zetpil, antihistaminica,misselijk(div)/reisziekte, sedatie, slaperigheid, duizeligheid en coördinatiestoornissen. Droge mond, neus en keel. Accommodatiestoornissen. Urineretentie, dysurie. Tachycardie, CI nauw kamerhoekglaucoom
● zithromax; azitromycine, suspensie/tabl, infectie, maag/darmklachten, overgevoeligheid
● metocloperamide; primperan, tabl/supp/injectie, versnelt peristaltiek( niet bij vestibulaire oorzaak), misselijk oa door chemo/operatie, slaperigheid/extrapyrimidale mn kind, Parkinson/ <1 jr/ feochromocytoom
● sulpiride; dogmatil, dr/caps/tabl, anti-emetisch/sedatie/antipsych, psychose / manie/ vertigo, bijw;hyperprolactinemie, slapeloosheid, sufheid, slaperigheid, extrapiramidale verschijnselen, dosisafhankelijk parkinsonisme hypokinetisch(-rigide) syndroom, speekselvloed), tremor, dosisafhankelijke acathisie, leverenzym verhoogd, maculopapulaire huiduitslag, pijnlijke borsten, galactorroe, gewichtstoename., ci=feochromocytoom, borstkanker, prolactinoom
● domperidon; motilium, susp/tabl, antdopamine, misselijkheid en braken, bijw= droge mond hyperprolactinemie, slapeloosheid, sufheid, slaperigheid, extrapiramidale verschijnselen, dosisafhankelijk parkinsonisme hypokinetisch(-rigide) syndroom, speekselvloed), tremor, dosisafhankelijke acathisie, leverenzym verhoogd, maculopapulaire huiduitslag, pijnlijke borsten, galactorroe, gewichtstoename, CI=maagbloeding, verlengs QT-interval

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions