Hoofdstuk 08 - De vervelende barbecueman

• NT2
• Speciaal Onderwijs
• Leerroute 1

Hoofdstuk 8 - De vervelende barbecueman

Lezen

Lees de tekst.

Ken je een woord niet? Zoek het op!

Zoek niet de hele zin op!

Probeer zelf te lezen, niet met Google Translate.

Schrijf nieuwe woorden op! 

Lees de tekst

Paul staat bij de barbecue. Hij heeft een stuk vlees op de barbecue gelegd maar het is nog niet klaar. Paul wil niet zo lang wachten. Hij zet de knop van de barbecue op zes. Nu is het vlees sneller klaar, denkt hij. 

Een lange man loopt naar de tafel en pakt een fles rode wijn en een glas. Hij kijkt naar Paul en zegt: 'Dat moet je niet doen, dat is gevaarlijk. De barbecue wordt nu veel te heet.' De man draait de knop van de barbecue weer terug op vier. Paul kijkt een beetje boos, maar hij zegt niks. Wat een vervelende man, denkt hij. 

Waarom zet Paul de barbecue op zes?

1. Anders wordt het vlees nooit gaar
2. Hij wil dat het vlees sneller klaar is
3. De barbecue stond nog niet aan

Waarom is het gevaarlijk dat Paul de barbecue op zes zet?

1. De barbecue kan ontploffen
2. Het gras kan gaan branden
3. De barbecue kan te warm worden

Waarom vindt Paul de man vervelend?

1. De man zegt dat Paul iets niet goed doet
2. De man pakt wijn voor Paula
3. De man is niet aardig tegen Paul

Paul zegt tegen de man dat hij boos is

1. waar
2. niet waar

Lees de tekst

De man praat verder: 'Vorige week is er ook een ongeluk gebeurd met een barbecue. Heb je dat niet op het nieuws gezien? De brandweer is geweest. Gelukkig is de brand toen snel uit gegaan.' Bla, bla, bla, denkt Paul. Maar hij zegt: 'Echt waar?' 

De man doet de rode wijn in het glas en loopt weer weg. Paul pakt het vlees van de barbecue en legt het op zijn bord. Hij doet ook nog pastasalade op zijn bord. Dan loopt hij met zijn bord de tuin in. Daar ziet hij Paula. Ze praat met een lange man. O nee..., denkt Paul, dat is die vervelende barbecueman!

Wat gebeurde er bij het ongeluk?

1. De brandweer botste op een auto
2. Een barbecue stond in brand
3. Een huis stond in brand

Paul is eerlijk tegen de lange man

1. waar
2. niet waar

Paul vindt het interessant wat de man zegt

1. waar
2. niet waar

Het vlees is klaar

1. waar
2. niet waar

Paul vindt het leuk dat Paula met de man praat

1. waar
2. niet waar

Lees de tekst

Langzaam loopt Paul naar Paula. 'O..., wat lief!' zegt Paula. 'Je hebt vlees en salade voor mij gehaald!' Ze geeft Paul een kus. 'Dank je wel,' zegt ze en ze pakt het bord uit de handen van Paul. 'Hallo weer', zegt de lange man. 'Dus jij bent Paul?' 'Hoe weet jij dat?' vraagt Paul. 'Ik weet alles!' lacht de man. Paul vindt de man weer heel vervelend. 

Daar is Sabien weer. Ze gaat naast de lange man staan en geeft hem een kus op zijn wang. 'Kennen jullie elkaar al?' vraagt ze. 'Nog niet echt', lacht Paula. 'O!' lacht Sabien. 'Dan wil ik jullie graag voorstellen: dit is Jamar, mijn man!'

Paul heeft het bord eten voor Paula gemaakt

1. waar
2. niet waar

Hoe weet de man de naam van Paul?

1. Dat heeft Paul zelf verteld
2. Dat heeft de man gehoord op het feest
3. Dat heeft Paula verteld

Waarom vindt Paul de man vervelend?

1. Hij maakt een grapje wat Paul niet leuk vindt
2. Hij weet de naam van Paul
3. Hij is onaardig tegen Paula

Sabien is getrouwd met de lange man

1. waar
2. niet waar