H3F 18_11

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Connecte-toi

à LessonUp

Présentation

Le programme du jour

• On parle
• On travaille sur son personnage (deel 2)

On utilise les connecteurs (signaalwoorden).

Ma présentation

A. Moi, je trouve que tu es.....

sympa

actif/active

beau/belle

mignon/mignonne

gentil/gentille                                  

sportif/sportive

.

drôle/marrant/marrante

intelligent/intelligente

joyeux/joyeuse 

serviable

Quel temps il a fait hier? 

Bonjour,

Je suis parti(e)

où? 

comment?

Avec qui? 

C'était....................

stap 2

uiterlijk: 

• groot/klein
• slank /niet slank
• haar, ogen
• bril, baard, tatoo, litteken
• kledingstyle
• Hoe je hem/haar vindt
• Laat meerdere verschillende foto's zien

karakter

Ma présentation

Je mening geven

• ik vind dat
• ik denk dat
• ik vermoed dat
• naar mijn mening

Donner ton avis 

son caractère

Wat is een signaalwoord? 

• Een signaalwoord is een woord of woordgroep waarmee een bepaald verband wordt aangegeven tussen verschillende alinea’s of zinnen. 

• Door signaalwoorden kun je als lezer ‘signaleren’ dat er in de tekst sprake is van bijvoorbeeld een tegenstelling, een chronologisch verband of een oorzaak en gevolg. Er zijn héél veel verschillende signaalwoorden. 

Ma présentation

Léon Marchand a 22 ans.

Il est très musclé.

Il est français, il vient de Toulouse.

Il s'entraîne à Phoenix.

Il a gagné 5 médailles olympiques cet été.

Il est très ambitieux.

Il fait des études d'informatique.

Plaats minimaal 3 verschillende signaalwoorden in deze korte beschrijving.

Overleg met je klasgenoot

stap 3

school/studie

carrière

hobby's

wat maakt je personage zo bijzonder?

heb je een anekdote? een grappig verhaal?

Vertel pas aan het einde dat je personage eventueel al overleden is. 

Ma présentation

pour jeudi

Ma présentation:

1. Je voegt signaalwoorden in je tekst

2. Je bent met stap 3 bezig (zinnen + dia's) 

• school/studie
  
• carrière
  
• hobby's
  
• wat maakt je personage zo bijzonder?
  
• heb je een anekdote? een grappig verhaal?

A

Tu vas où?

Tu pars à quelle heure?

Le voyage dure combien de temps?

C'est un train direct? 

B

Je vais à Toulouse en train.

Je pars à huit heures.

Le voyage dure presque 7 heures.

Non, il faut changer à Paris