Wat is maatschappijleer

Wat zijn waarden?

A
Liefde.
B
NIX18.
C
Veiligheid
D
Leerplicht.
1 / 26
suivant
Slide 1: Quiz
MaatschappijleerMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Wat zijn waarden?

A
Liefde.
B
NIX18.
C
Veiligheid
D
Leerplicht.

Slide 1 - Quiz

Noem 3 criteria geven aan dat het gaat om een maatschappelijk probleem?

Slide 2 - Question ouverte

Een lastige keuze tussen twee of meer alternatieven, noem je ook wel een:

Slide 3 - Question ouverte

Sociale ongelijkheid heeft niets te maken met:
A
je vermogen.
B
je persoonlijke netwerk.
C
je persoonlijke interesse.
D
. je politieke invloed.

Slide 4 - Quiz

Een plastisch chirurg raadt om medische redenen een vrouw af haar neus te laten verkleinen. Welke machtsbron zal de chirurg gebruiken?
A
Zijn kennis.
B
Zijn geld.
C
Zijn formele gezag.
D
Zijn maatschappelijke positie.

Slide 5 - Quiz

Er is sprake van sociale cohesie in een land als:
A
verschillen in belangen ontbreken.
B
de inwoners iets gemeenschappelijks met elkaar hebben.
C
iedereen dezelfde normen en waarden heeft.
D
er geen tegenstellingen zijn tussen sociaaleconomische klassen.

Slide 6 - Quiz

“Bart heeft geen verstand van verzorging, want hij is een jongen.” Dit is een voorbeeld van een
A
vooroordeel, want het berust niet op kennis van zaken
B
vooroordeel, want het is negatief bedoeld.
C
stereotypering, want het zegt iets over jongens.
D
stereotypering, want het berust niet op kennis van zaken.

Slide 7 - Quiz

Een voorbeeld van een groep uit je je sociale omgeving is:
A
je ouders
B
de politie van je stad
C
je teamgenoten bij de voetbalclub
D
je broer en zus

Slide 8 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een wetsregel?
A
Na toiletbezoek je handen wassen
B
Geen afval op straat gooien
C
Op de buitendeuren moeten goede sloten zitten
D
In restaurants geef je een fooi

Slide 9 - Quiz

Welke stelling is juist?

1. Jouw sociale omgeving wordt gevormd door mensen die je kent en waarmee je dingen samen doet.

2.Maatschappij is een ander woord voor sociale omgeving.
A
Alleen stelling 1 is juist
B
Alleen stelling 2 is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist

Slide 10 - Quiz

Een ander woord voor de maatschappij is:
A
belangengroep
B
sociale omgeving
C
overheid
D
samenleving

Slide 11 - Quiz

Bij welk van de onderstaande voorbeelden gaat het om een wetsregel?
A
In de bus sta je op voor een zwangere vrouw
B
Bij het concert sluit je achteraan in de rij
C
Je bedankt de leraar na de les
D
Je gaat naar school

Slide 12 - Quiz

Welke stelling is juist?

1. Bij maatschappijleer bereid je je voor op deelname aan de samenleving.

2. Maatschappijleer sluit goed aan bij opleidingen in de zorg en bij de politie.
A
Alleen stelling 1 is juist
B
Alleen stelling 2 is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist

Slide 13 - Quiz

Welk van deze zaken is NIET nodig om iets een maatschappelijk probleem te maken
A
Media Aandacht
B
Politiek moet met een oplossing komen
C
Veel mensen moeten er last van hebben
D
Het moet om een grote verandering gaan

Slide 14 - Quiz

Welk van de volgende zaken is GEEN machtsmiddel.
A
Je geld of je bezit
B
Het gebruik van geweld
C
Je sociale positie
D
Je hobby

Slide 15 - Quiz

Formuleer een norm bij de volgende waarde: "Vrijheid"

Slide 16 - Question ouverte

Welke waarde vind jij passen bij de volgende nieuwskop:
"Boeren blokkeren MacDonalds Drive-In"
Leg je antwoord uit.

Slide 17 - Question ouverte

Wat hebben de begrippen: Sociale Cohesie en Zij-Groep met elkaar te maken?

Slide 18 - Question ouverte

Welke binding staat in deze nieuwskop? Leg je antwoord uit.

Slide 19 - Question ouverte

Is dit een wet of een gedragsregel:
Je hebt geen pet op in de klas
A
Wet
B
Gedragsregel

Slide 20 - Quiz

Is dit een wet of een gedragsregel:
Je fietst niet door rood
A
Wet
B
Gedragsregel

Slide 21 - Quiz

Geef een voorbeeld van een emotionele binding

Slide 22 - Question ouverte

Met je voetbaltrainer heb je een:
A
Kennisbinding
B
Emotionele binding
C
Economische binding
D
Politieke binding

Slide 23 - Quiz

Iedereen is van anderen afhankelijk. Geef drie voorbeelden van mensen van wie jij afhankelijk bent

Slide 24 - Question ouverte

Leg het verschil uit tussen je sociale omgeving en de samenleving

Slide 25 - Question ouverte

Wie in deze personen horen NIET bij je sociale omgeving
A
Je Broertje
B
Je Muziekleraar
C
De keeper van je voetbalteam
D
De supermarktmedewerker waar je snoep koopt

Slide 26 - Quiz