H4 lezen: feiten, meningen

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Agenda

H3 Woordenschat 

H4 Lezen:

• Feiten, meningen en argumenten

H3 Woordenschat

Vaste voorzetsels en voorzetseluitdrukkingen

Maak in tweetallen

Op NN online

• H3 Woordenschat
• Opdracht 3 

Tweetallen worden in Teams gemaakt.

Eieren voor je geld kiezen. 

Hij laat zijn geld rollen. 

Geld alleen maakt niet gelukkig.

Het geld groeit hem niet op de rug.

Met minder genoegen nemen dan je eigenlijk wilde.

Hij geeft gemakkelijk geld uit.

Er is meer in het leven dan rijkdom.

Geld komt bij hem niet zomaar binnen; hij moet er hard voor werken.

Noem een uitdrukking met geld met de betekenis:
Hij is erg rijk.

H4 Lezen

Feiten, meningen en argumenten

Wat weet je al over feiten, meningen en argumenten?

FEIT

Uitspraak over iets wat waar of onwaar is

• Controleerbaar
• Je kunt altijd controleren of een feitenuitspraak waar of niet waar is.

MENING (STANDPUNT)

Wat iemand ergens van vindt

• Niet controleerbaar
• Je kunt het eens of oneens zijn.

ARGUMENT

Reden: waarom je iets vindt

Als je een mening hebt over iets, dan moet je altijd één of meerdere argumenten noemen:

•   Ik vind dit zo, omdat……….
•   Ik vind dit zus, want……..

 (want en omdat zijn signaalwoorden)

Staat hier een feit, mening of argument?

Nederlands is het leukste vak op school.

1. Feit
2. Mening
3. Argument

Staat hier een feit, mening of argument?

Ik vind 'The Cell' een spannende film.

1. Feit
2. Mening
3. Argument

Staat hier een feit, mening of argument?

Morgen moet ik naar de tandarts.

1. Feit
2. Mening
3. Argument

Staat hier een feit, mening of argument?

Als je te laat bent, dan moet je je melden.

1. Feit
2. Mening
3. Argument

Staat hier een feit, mening of argument?

Ik vind het raar om docenten aan te spreken met u.

1. Feit
2. Mening
3. Argument

Staat hier een feit, mening of argument?

Rob Jetten moet de nieuwe minister president worden.

1. Feit
2. Mening
3. Argument

Staat hier een feit, mening of argument?

Omdat hij goede standpunten heeft.

1. Feit
2. Mening
3. Argument

Aan de slag

H4 Lezen

'feiten, meningen en argumenten'

Opdracht 1

Klaar? Start alvast met je huiswerk!

H3 Woordenschat

opdracht 4