Unit 3B

 Unit 3B Quantity p. 32

learning goal: I can talk about quantities.
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

 Unit 3B Quantity p. 32

learning goal: I can talk about quantities.

Slide 1 - Diapositive

Countable nouns
(telbare zelfstandige naamwoorden)


Een woord is telbaar wanneer:

1. je het kunt tellen
2. je er a of an voor kunt zetten.
3. het een meervoud heeft.

Bijvoorbeeld: car, island, woman


Slide 2 - Diapositive

Uncountable nouns 
(ontelbare zelfstandige naamwoorden)
 Een woord is ontelbaar wanneer:
1. Je het niet kunt kunt tellen.
2. je kunt er geen a of an voor zetten.
3. Het in het enkelvoud staat.

Bijvoorbeeld: food, pollution, money

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Let op!
Sommige znw. kunnen countable en uncountable zijn, afhankelijk van de betekenis:
-We haven't got much time for dinner. (uncountable)
  We hebben niet veel tijd voor het avondeten. (ontelbaar)

 - I told him the answer three times. (countable)
    Ik vertelde hem het antwoord drie keer. (telbaar)

                                                                                * znw. = zelfstandige naamwoorden


Slide 5 - Diapositive

Some (wat, een enkele, een paar)
Wanneer gebruik je some?
- Bij bevestigende zinnen

-There are some traffic lights at the end of the road.
-There's some pasta on the table.
Any ( wat, een enkele, een paar)
Wanneer gebruik je any?
-Bij ontkennende zinnen
en vraagzinnen

-The dog doesn't want any biscuits.
-Do you need any help?

Slide 6 - Diapositive

Let op! In de volgende gevallen gebruik je geen any maar some in vraagzinnen:
-Je gebruikt some in een vraagzin wanneer je iemand iets aanbiedt:
Would you like some tea? -> je biedt iemand thee aan.

- Je gebruikt some wanneer je om iets vraagt:
Can I borrow some money? -> je vraagt of je geld mag lenen.

Slide 7 - Diapositive

a little, a few (weinig)
A little gebruiken we bij ontelbare znw:
- Julia ate a little rice.
 She has little sugar at home.

A few gebruiken we bij telbare znw:
- Mike ate a few chips.
- I went to London with a few friends.


Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

much, many, a lot of (veel)
Much gebruik je bij ontelbare znw.
How much money have you got?

Many gebruik je bij telbare znw.
               There aren't many comedies that I like.
                



Slide 11 - Diapositive

vraagzinnen met much en many:
Je gebruikt How much...? en How many....? om te vragen over de hoeveelheid.

Je gebruikt How much...? bij ontelbare znw.
How much food did you eat?

Je gebruikt How many...? bij telbare znw.
How many films did you watch?

Slide 12 - Diapositive

Much en many gebruik je bij ontkennende zinnen en vraagzinnen.

A lot of gebruik je bij bevestigende zinnen:

Charlotte's got a lot of friends.
Charlotte heeft veel vrienden.

Slide 13 - Diapositive

Study: 
-Grammar Reference p.129 Quantity

Do: 
-Unit 3B (p. 32) ex. 2-6
- Grammar Builder (p.128) 3B
- online WB unit 3B

Slide 15 - Diapositive

Vocabulary quiz 
Read the definitions of films and TV programmes and write the correct words.

Slide 16 - Diapositive

A play or film in which singing and dancing play an essential part.

Slide 17 - Question ouverte

A short radio or television broadcast of news reports.

Slide 18 - Question ouverte

A film set in a period in the past.

Slide 19 - Question ouverte

Grammar quiz

Slide 20 - Diapositive

I know _____ actors because my mum works for a film company.
A
a few
B
a little

Slide 21 - Quiz

We haven't got _____ money.
A
much
B
many

Slide 22 - Quiz

There weren't _____ good films on TV.
A
some
B
any

Slide 23 - Quiz