2D Recap 3B and 3D

Quantities
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Quantities

Slide 1 - Diapositive

 Unit 3B Quantity 

learning goal: I can talk about quantities.

Slide 2 - Diapositive

Countable nouns
(telbare zelfstandige naamwoorden)


Een woord is telbaar wanneer:

1. je het kunt tellen
2. je er a of an voor kunt zetten.
3. het een meervoud heeft.

Bijvoorbeeld: car, island, woman


Slide 3 - Diapositive

Uncountable nouns 
(ontelbare zelfstandige naamwoorden)
 Een woord is ontelbaar wanneer:
1. Je het niet kunt kunt tellen
2. je kunt er geen a of an voor zetten.
3. Het in het enkelvoud staat

Bijvoorbeeld: food, pollution, money

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Let op!
Sommige znw. kunnen countable en uncountable zijn, afhankelijk van de betekenis:
-We haven't got much time for dinner. (uncountable)
  We hebben niet veel tijd voor het avondeten. (ontelbaar)

 - I told him the answer three times. (countable)
    Ik vertelde hem het antwoord drie keer. (telbaar)

                                                                                * znw. = zelfstandige naamwoorden


Slide 6 - Diapositive

Some (wat, een enkele, een paar)
Wanneer gebruik je some?
- Bij bevestigende zinnen
- Bij meervoud en ontelbare znw.
-There are some traffic lights at the end of the road.
-There's some pasta on the table.
Any ( wat, een enkele, een paar)
Wanneer gebruik je any?
-Bij ontkennende zinnen
- vraagzinnen
- Bij meervoud en ontelbare znw.
-The dog doesn't want any biscuits.
-Do you need any help?

Slide 7 - Diapositive

Let op! In de volgende gevallen gebruik je geen any maar some in vraagzinnen:
-Je gebruikt some in een vraagzin wanneer je iemand iets aanbiedt:
Would you like some tea? -> je biedt iemand thee aan.

- Je gebruikt some wanneer je om iets vraagt:
Can I borrow some money? -> je vraagt of je geld mag lenen.

Slide 8 - Diapositive

a little, a few (weinig/een beetje/ 
een paar)
A little gebruiken we bij ontelbare znw:
- Julia ate a little rice.
 She has little sugar at home.

A few gebruiken we bij telbare znw:
- Mike ate a few chips.
- I went to London with a few friends.


Slide 9 - Diapositive

much, many, a lot of (veel)
Much gebruik je bij ontelbare znw.
French people don't drink much tea.

Many gebruik je bij telbare znw.
               Are there many pedestrian crossings in the town centre?

                



Slide 10 - Diapositive

vraagzinnen met much en many:
Je gebruikt How much...? en How many....? om te vragen over de hoeveelheid.

Je gebruikt How much...? bij ontelbare znw.
How much food did you eat?

Je gebruikt How many...? bij telbare znw.
How many films did you watch?

Slide 11 - Diapositive

Much en many gebruik je bij ontkennende zinnen en vraagzinnen.

A lot of gebruik je bij bevestigende zinnen:

Charlotte's got a lot of friends.
Charlotte heeft veel vrienden.

Slide 12 - Diapositive

I've got _____ homework to finish this evening.
A
some
B
any

Slide 13 - Quiz

Do you need _____ help?
A
some
B
any

Slide 14 - Quiz

We don't have _____ sugar left.
A
some
B
any

Slide 15 - Quiz

Julia ate a _____ rice.
A
few
B
little

Slide 16 - Quiz

I went to London with a _____ friends.
A
few
B
little

Slide 17 - Quiz

How _____ televisions are there in your home?
A
much
B
many

Slide 18 - Quiz

How _____ time do you spend watching TV each day?
A
much
B
many

Slide 19 - Quiz