Laatste les organen en cellen

Organen en cellen


Voorbereiden op proefwerk
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Organen en cellen


Voorbereiden op proefwerk

Slide 1 - Diapositive

What to do!!?!?!?
Kies uit onderstaande opties wat je gaat doen
  • Nakijken opdrachten werkboek
  • Start onderzoek ontkiemen zaadjes
  • D-toets thema 1 maken
  • Test jezelf maken in de online versie van het werkboek
  • Oefenen op www.biologiepagina.nl
  • Samenvatting maken
  • Vragen stellen/extra uitleg vragen

Slide 2 - Diapositive

Herhalingsvragen

Slide 3 - Diapositive

De witte kleur van de bloemen is een levenskenmerk van een madeliefje
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quiz

Een weefsel is een groep cellen met dezelfde bouw en dezelfde functie(s).
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quiz

Een cel is de kleinste bouwsteen van een organisme
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quiz

Ademhalen is geen levenskenmerk
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quiz

Een orgaan bestaat uit één soort weefsel
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quiz

Met de revolver regel je de hoeveelheid licht bij de microscoop
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz

Met de preparaatklemmen leg je het preparaat vast op de tafel van je microscoop
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quiz

Je slokdarm ligt in de buikholte
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quiz

Oudere plantencellen hebben één grote, centrale vacuole
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quiz

Een ander woord voor mitose is celdeling
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quiz

Een bacterie is een organisme
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quiz

Welk soort weefsel zie je in de afbeelding?
A
Zenuwweefsel
B
Spierweefsel
C
Botweefsel
D
Kraakbeenweefsel

Slide 15 - Quiz

Wat voor soort weefsel zie je hier afgebeeld?
A
Spierweefsel
B
Botweefsel
C
Zenuwweefsel
D
Dit is geen weefsel

Slide 16 - Quiz

Hoe noemen we het celorganel dat een stevig laagje om de cel heen vormt?
A
Cytoplasma
B
Celkern
C
Celwand
D
Vacuole

Slide 17 - Quiz

Hoe noemen we het proces die je ziet in de afbeelding?
A
Levensloop
B
Levenscyclus

Slide 18 - Quiz

Hoe noemen we de splitsing van de celkern tijdens de mitose?
A
Celdeling
B
Plasmagroei
C
Kerndeling
D
Celdeling

Slide 19 - Quiz

Wat is de juiste volgorde van de opbouw van organisme van klein naar groot?
A
cel-weefsel-orgaan-orgaanstelsel-organisme
B
cel-orgaan-weefsel-orgaanstelsel-organisme
C
Organisme-orgaanstelsel-weefsel-orgaan-cel
D
Organisme-orgaanstelsel-orgaan-weefsel-cel

Slide 20 - Quiz

Welk orgaan is Q?
A
Hart
B
Longen
C
Maag
D
Nieren

Slide 21 - Quiz

Welk orgaan is aangegeven met P?
A
Longen
B
Hart
C
Nieren
D
Maag

Slide 22 - Quiz

In het cytoplasma van een plantencel komen verschillende soorten korrels voor. Welke korrels worden gebruikt voor fotosynthese?
A
Zetmeelkorrels
B
Bladgroenkorrels
C
Kleurstofkorrels

Slide 23 - Quiz

Hoe noemen we deel 5?
A
Vacuole
B
Celkern
C
Bladgroenkorrel
D
Zetmeelkorrel

Slide 24 - Quiz

DNA
celkern
Cel
Chromosoom
Gen

Slide 25 - Question de remorquage

Sleep de namen naar de juiste organen(verteringsstelsel)
Maag
Nieren
Lever
Dunne darm
Dikke darm

Slide 26 - Question de remorquage

Verteringsstelsel
Zenuwstelssel
Bloedvatenstelsel
Ademhalingsstelsel
Spierstelsel

Slide 27 - Question de remorquage

Opdracht: Combineer het begrip met de taak die het heeft
Orgaanstelsel:
Taak:
Voedsel verteren
Stevigheid geven
Transport van bloed zuurstof een andere voedingsstoffen
Opnemen van zuurstof en afgifte van koolstofdioxide
Geleiden van electrische impulsen
Zorgen voor beweging
Bloedvatenstelsel
Ademhalingsstelsel
Spierstelsel
Bottenstelsel
Zenuwstelsel
Verteringsstelsel

Slide 28 - Question de remorquage

Uitscheidingsstelsel
Ademhalingsstelsel
Voortplantingsstelsel
Beenderenstelsel
Bloedvatenstelsel
Zenuwstelsel
Huid
Verteringsstelsel
Lymfestelsel
Spierstelsel
Hormoonstelsel

Slide 29 - Question de remorquage

Alle organismen herken je aan de 6 levenskenmerken. 
Sleep het levenskenmerk naar het juiste plaatje.
Voortplanten
Reageren
Uitscheiden
Voeden
Ademen
Groeien

Slide 30 - Question de remorquage

Opdracht:
Sleep de gebeurtenissen naar de juiste plek in de levenscyclus.
Er is een volwassen tomatenplant ontstaan.
Het kiemplantje wordt groter en krijgt meer bladeren. De zaadlobben verdwijnen.
Een tomatenpitje is een zaad.
Het worteltje groeit de grond in en de zaadlobben komen boven de grond.
Aan de tomatenplant ontstaan bloemen. Uit de bloemen ontstaan tomaten(vruchten) met zaden.

Slide 31 - Question de remorquage