Oefentoets thema 1 organen en cellen

Thema 1 
Organen en cellen
1 / 48
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 48 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Thema 1 
Organen en cellen

Slide 1 - Diapositive

Wat zijn kleurstofkorrels
A
Plaatje 1
B
Plaatje 2
C
Plaatje 3
D
Of alle plaatjes

Slide 2 - Quiz

Oefentoets
Je hebt binnenkort een PTA over thema 1.
Organen en cellen.
In deze les krijg je oefenvragen.

Slide 3 - Diapositive

Gesloten vragen
Waar of niet waar
Juist of onjuist

Slide 4 - Diapositive

De witte kleur van de bloemen is een levenskenmerk van een madeliefje
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quiz

Een weefsel is een groep cellen met dezelfde bouw en dezelfde functie(s).
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quiz

Een cel is de kleinste bouwsteen van een organisme
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quiz

Ademhalen is geen levenskenmerk
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quiz

Een orgaan bestaat uit één soort weefsel
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz

Met de revolver regel je de hoeveelheid licht bij de microscoop
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quiz

Met de preparaatklemmen leg je het preparaat vast op de tafel van je microscoop
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quiz

Je slokdarm ligt in zijn geheel in de buikholte
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quiz

Oudere plantencellen hebben één grote, centrale vacuole
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quiz

Een ander woord voor mitose is celdeling
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quiz

Een bacterie is een organisme
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quiz

Meerkeuzevragen

Slide 16 - Diapositive

Welk soort weefsel zie je in de afbeelding?
A
Zenuwweefsel
B
Spierweefsel
C
Botweefsel
D
Kraakbeenweefsel

Slide 17 - Quiz

Wat voor soort weefsel zie je hier afgebeeld?
A
Spierweefsel
B
Botweefsel
C
Zenuwweefsel
D
Dit is geen weefsel

Slide 18 - Quiz

Hoe noemen we het celorganel dat een stevig laagje om de cel heen vormt?
A
Cytoplasma
B
Celkern
C
Celwand
D
Vacuole

Slide 19 - Quiz

Hoe noemen we het proces wat je ziet in de afbeelding?
A
Levensloop
B
Levenscyclus

Slide 20 - Quiz

Hoe noemen we de splitsing van de celkern tijdens de mitose?
A
Celdeling
B
Plasmagroei
C
Kerndeling
D
Celdeling

Slide 21 - Quiz

Wat is de juiste volgorde van de opbouw van organisme van klein naar groot?
A
cel-weefsel-orgaan-orgaanstelsel-organisme
B
cel-orgaan-weefsel-orgaanstelsel-organisme
C
Organisme-orgaanstelsel-weefsel-orgaan-cel
D
Organisme-orgaanstelsel-orgaan-weefsel-cel

Slide 22 - Quiz

Welk orgaan is Q?
A
Hart
B
Longen
C
Maag
D
Nieren

Slide 23 - Quiz

Welk orgaan is aangegeven met P?
A
Longen
B
Hart
C
Nieren
D
Maag

Slide 24 - Quiz

In het cytoplasma van een plantencel komen verschillende soorten korrels voor. Welke korrels worden gebruikt voor fotosynthese?
A
Zetmeelkorrels
B
Bladgroenkorrels
C
Kleurstofkorrels
D
Peperkorrels

Slide 25 - Quiz

Hoe noemen we deel 5?
A
Vacuole
B
Celkern
C
Bladgroenkorrel
D
Zetmeelkorrel

Slide 26 - Quiz

Open vragen

Slide 27 - Diapositive

Wat is plasmagroei?

Slide 28 - Question ouverte

Tijdens welke fase van de mitose zijn de DNA-ketens kort en dik?

Slide 29 - Question ouverte

Tot welk orgaanstelsel behoren de longen?

Slide 30 - Question ouverte

Tot welk orgaanstelsel behoort het hart?

Slide 31 - Question ouverte

Tot welk orgaanstelsel behoren de nieren?

Slide 32 - Question ouverte

Noem twee organen in de romp die boven het middenrif liggen

Slide 33 - Question ouverte

Welke 3 levenskenmerken zorgen voor stofwisseling?

Slide 34 - Question ouverte

Hoe kan het dat in sommige soorten weefsel cellen niet direct tegen elkaar aan liggen?

Slide 35 - Question ouverte

Wat bestaat uit DNA?

Slide 36 - Question ouverte

Vul de twee ontbrekende woorden in:
a. De ______ vormt een stevige laag om de plantencel
b. De _______ is een blaasje in de plantencel die gevuld is met water

Slide 37 - Question ouverte

Sleepvragen
Enkele sleepvragen

Slide 38 - Diapositive

DNA
celkern
Cel
Chromosoom
Gen

Slide 39 - Question de remorquage

Sleep de namen naar de juiste organen(verteringsstelsel)
Maag
Nieren
Lever
Dunne darm
Dikke darm

Slide 40 - Question de remorquage

Verteringsstelsel
Zenuwstelssel
Bloedvatenstelsel
Ademhalingsstelsel
Spierstelsel

Slide 41 - Question de remorquage

Opdracht: Combineer het begrip met de taak die het heeft
Orgaanstelsel:
Taak:
Voedsel verteren
Stevigheid geven
Transport van bloed zuurstof een andere voedingsstoffen
Opnemen van zuurstof en afgifte van koolstofdioxide
Geleiden van electrische impulsen
Zorgen voor beweging
Bloedvatenstelsel
Ademhalingsstelsel
Spierstelsel
Bottenstelsel
Zenuwstelsel
Verteringsstelsel

Slide 42 - Question de remorquage

Uitscheidingsstelsel
Ademhalingsstelsel
Voortplantingsstelsel
Beenderenstelsel
Bloedvatenstelsel
Zenuwstelsel
Huid
Verteringsstelsel
Lymfestelsel
Spierstelsel
Hormoonstelsel

Slide 43 - Question de remorquage

Alle organismen herken je aan de 6 levenskenmerken. 
Sleep het levenskenmerk naar het juiste plaatje.
Voortplanten
Reageren
Uitscheiden
Voeden
Ademen
Groeien

Slide 44 - Question de remorquage

Opdracht:
Sleep de gebeurtenissen naar de juiste plek in de levenscyclus.
Er is een volwassen tomatenplant ontstaan.
Het kiemplantje wordt groter en krijgt meer bladeren. De zaadlobben verdwijnen.
Een tomatenpitje is een zaad.
Het worteltje groeit de grond in en de zaadlobben komen boven de grond.
Aan de tomatenplant ontstaan bloemen. Uit de bloemen ontstaan tomaten(vruchten) met zaden.

Slide 45 - Question de remorquage

Praktische leeropdrachten
Leren is ook het toepassen van vaardigheden, zoals biologisch tekenen. Je krijgt nu een aantal praktische opdrachten.
Voer deze opdrachten uit

Slide 46 - Diapositive

Teken nu een plantencel en benoem de onderdelen.
Maak een foto van je tekening en plaats die hier.

Slide 47 - Question ouverte

Teken nu een dierlijke cel en benoem de onderdelen.
Maak een foto van je tekening en plaats die hier.

Slide 48 - Question ouverte