VVT verdieping dementie en DM

VVT verdieping MV



Les 2: Dementie en DM
3vvpl3a en 3vvpl3h
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
pathologieMBOStudiejaar 3

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

VVT verdieping MV



Les 2: Dementie en DM
3vvpl3a en 3vvpl3h

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen dementie
Hoofdleerdoel:
  • De student heeft gespecialiseerde kennis van dementie

Sub-leerdoelen:
  • De student kan in eigen woorden uitleggen aan een zorgvrager en collega wat de oorzaken, de gevolgen, de symptomen en de behandelingen zijn van verschillende vormen van dementie.
  • De student kan een zorgvrager met dementie observeren en/of vanuit een casus: de belangrijkste symptomen en complicaties signaleren en bedenken welke medische acties daarop moeten volgen.
  • De student kan zelf een casus schrijven en analyseren over een zorgvrager met dementie.
  • De student kan vanuit de praktijk een casus beschrijven en analyseren van een zorgvrager met een psychogeriatrische ziektebeeld die niet in de bovenstaande leerdoelen staan.


Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen DM
Hoofdleerdoel: 
  • De student heeft gespecialiseerde kennis van diabetes mellitus.

Sub-leerdoelen: 
  • De student kan in eigen woorden uitleggen aan een zorgvrager en collega wat de oorzaken, gevolgen, symptomen en behandelingen zijn van diabetes mellitus. 
  • De student kan een zorgvrager met DM observeren en/of vanuit een casus de complicaties die kunnen optreden signaleren en bedenken welke medische acties daarop moeten volgen.
  • De student kan zelf een casus schrijven en analyseren over een zorgvrager met DM.



Slide 3 - Diapositive

Planning
05 febr: Dementie
(uitleg)
12 febr: Dementie / Dm
(uitleg + opdracht 1)
19 febr: DM
(opdracht 1)
26 febr: vakantie
05 maart: zenuwstelsel
(uitleg)
12 maart: zenuwstelsel
(opdracht 2)
19 maart: ademhalingsstelsel
(uitleg)
26 maart: ademhalingsstelsel
(opdracht 3)
02 april: vrij
09 april: oefentoets / herhalen
uitleg + opdracht 4)
Week van 12 april: toetsweek

Per opdracht zijn er maximaal 2 punten te halen. Dus totaal maximaal 8 punten. 
Let op er wordt na periode 3 getoetst EN na periode 4. Deze toetsen worden gemiddeld tot 1 resultaat. 

Slide 4 - Diapositive

timer
1:00
dementie

Slide 5 - Carte mentale

Alzheimer
Vasulaire dementie
Frontotemporale dementie
Lew body dementie
timer
5:00
Alzheimer
Vasculaire dementie
Frontotemporale dementie
Lew body dementie
Oorzaak: Eiwitophopingen en atrofie

Oorzaak: Bloedvoorziening in de hersenen verstoord

Oorzaak: Abnormale eiwitaanslagen

Oorzaak: Genetisch afsterven van hersencellen

Begint meestal na 70e levensjaar
Geleidelijke achteruit; in handelen, spreken, spontane activiteiten en beweging.
En geheugenverlies
Verlies interesse, inzicht.
Afhankelijk van de gebieden die getroffen zijn.
In ver stadium, alle kenmerken net als bij Alzheimer.

Wisselende verwardheid en hallucinaties.
Loopstoornissen (Parkinson)
Geheugen en oriëntatie stoornissen
Wisselende aandacht en concentratie, onrust.
Begint op jongen leeftijd (50-60)
Persoonlijkheidsveranderingen
Tegen vreemde mensen praten en rare opmerkingen
Onbeleefd, egoïstisch, agressief.
Spraakproblemen
slikproblemen

Slide 6 - Question de remorquage

Welke vorm van dementie komt het meeste voor?
A
Ziekte van Alzheimer
B
Vasculaire dementie
C
Frontotemporale dementie
D
Lew body dementie

Slide 7 - Quiz

Kunnen verschillende vormen van dementie bij 1 persoon voorkomen?
A
Nee dit kan niet
B
Ja dit kan, maar komt zelden voor
C
Ja dit kan, en komt regelmatig voor
D
Ja dit is altijd zo. Iemand heeft nooit maar 1 vorm

Slide 8 - Quiz

Bij welke vorm van dementie is het beloop trapsgewijs?
A
Ziekte van Alzheimer
B
Vasculaire dementie
C
Frontotemporale dementie
D
Lew body dementie

Slide 9 - Quiz

Bij welke aandoening is het ziekte inzicht vanaf bijna het begin afwezig?
A
Ziekte van Alzheimer
B
Vascuaire dementie
C
Frontotemporale dementie
D
Lew body dementie

Slide 10 - Quiz

Een kenmerk bij dementie kan zijn een gedragsstoornis. Wat betekent confabuleren?
A
De normen en waarden van iemand verdwijnen
B
De zorgvrager vertelt hele verhalen die niet juist zijn
C
Stemmingsproblemen, bijvoorbeeld lusteloosheid, onverschilligheid en verlies van initiatief
D
Hyperactief, bijvoorbeeld steeds dezelfde karweitjes doen

Slide 11 - Quiz

Welke complicaties komen vaak voor bij mensen met dementie?
A
Slikproblemen, ondervoeding
B
Blaasonsteking en longonsteking
C
Cardiale en vasculaire problematiek
D
Antwoord a,b en c zijn goed

Slide 12 - Quiz

Dementie
  • Verschijnselen dementie 
  • Complicaties dementie

Slide 13 - Diapositive

timer
1:00
DM

Slide 14 - Carte mentale

DM
Wat is diabetes Mellitus? 
Hoeveel verschillende vormen zijn er?
Wat is het verschil tussen die vormen?


Slide 15 - Diapositive

DM
  • Bij diabetes kan men de bloedsuikerspiegel niet meer in evenwicht houden
  • Type 1:Een absoluut tekort aan insuline doordat de alvleesklier ernstig is beschadigd
  • Type 2:Een stofwisselingsziekte met een verhoogde bloedglucose, veroorzaakt door enerzijds verminderde gevoeligheid van cellen voor insuline en anderzijds een relatief tekort aan insuline


Slide 16 - Diapositive

Insuline
  • Wat doet insuline?
  • Wat is de werking van insuline?

Slide 17 - Diapositive

Insuline
  • Insuline verlaagt de bloedsuikerspiegel (bloedglucose). 
  • Het lichaam maakt van bloedsuiker energie om van te leven.
  • Insuline zorgt ervoor dat bloedsuiker kan worden opgenomen door alle cellen in het lichaam.


De alvleesklier maakt insuline aan en die komt terecht in het bloed, dat door het hele lichaam stroomt. Aan de buitenkant van elke cel van het lichaam zit een soort ‘uitkijkpost’ voor insuline. Zodra die insuline ziet langskomen in het bloed, geeft hij een seintje aan de cel, zodat de deur opengaat om bloedsuiker binnen te halen.

Slide 18 - Diapositive

Glugacon
  • Wat is de werking van glucagon?
  • Hoe werken insuline en glucagon samen?

Slide 19 - Diapositive

Wat is een hypoglykemie?
A
Een lage bloedsuikerwaarde als gevolg van te weinig insuline
B
Een lage bloedsuikerwaarde als gevolg van te veel insuline
C
Een hoge bloedsuikerspiegel als gevolg van te weinig insuline
D
Een hoge bloedsuikerwaarde als gevolg van te veel insuline

Slide 20 - Quiz

Wat is een hyperglykemie?
A
Een lage bloedsuikerwaarde als gevolg van te weinig insuline
B
Een lage bloedsuikerwaarde als gevolg van te veel insuline
C
Een hoge bloedsuikerspiegel als gevolg van te weinig insuline
D
Een hoge bloedsuikerwaarde als gevolg van te veel insuline

Slide 21 - Quiz

Waar horen de volgende kenmerken bij:
veel plassen, veel dorst hebben en houden, vermoeid en lusteloos zijn, plotselinge humeurigheid, snel boos worden, geen eetlust hebben of juist hongerig zijn, wazig zien, misselijk zijn of overgeven, alles voelt vervelend
A
Hyperglykemie
B
Hypoglykemie

Slide 22 - Quiz

Hypoglykemie
Welke verschijnselen horen daar bij?

Slide 23 - Diapositive

timer
1:00
Complicaties DM

Slide 24 - Carte mentale

Opdracht
  • Maak een casus
  •  zie opdracht in teams
  • Maak een groepje van 4 personen
  • lever de opdracht als groep 1 keer in via teams met duidelijk alle namen
  • Volgende week hebben jullie de hele les hier nog de tijd voor
  • Starten gezamenlijk op volgende week en daarna kunnen jullie verder werken aan de opracht

Slide 25 - Diapositive

Wat vond je van deze manier van lesgeven?
😒🙁😐🙂😃

Slide 26 - Sondage