Hoofdstuk 1-spelling en grammatica

• Nederlands
• Middelbare school

pvtt

persoonsvorm tegenwoordige tijd

PVTT  

persoonsvorm tegenwoordige tijd

ik-vorm

De ik-vorm vind je door van de infinitief -en af te halen --> werken --> werk.

• Soms moet je een letter weglaten of toevoegen:
   Zetten --> zet / likken --> lik / raden --> raad
  
  
• Bovendien verandert er soms een letter:
   lezen --> lees / wrijven --> wrijf

PVTT  

persoonsvorm tegenwoordige tijd

Zo schrijf je de PVTT:

• ik erbij of jij/je erachter: alleen de ik-vorm
   ik klim, klim ik, klim jij/je; ik raad, raad ik, raad jij/je
  
  
• In alle andere gevallen in het enkelvoud: ik-vorm +t
   jij klimt, hij klimt, zij klimt; jij raadt, hij raadt, zij raadt
  
  
• In het meervouw: het hele werkwoord
   wij klimmen, jullie klimmen, zij klimmen; wij raden, jullie raden, zij raden

Wat is de juiste persoonsvorm in de tegenwoordige tijd in deze zin?

Het vliegtuig (landen) op Sardinië.

1. lant
2. landde
3. land
4. landt

Wat is de juiste persoonsvorm in de tegenwoordige tijd in deze zin?

Waarom (blazen) jij die ballon op?

1. blaas
2. blaast
3. blazen
4. blaaz

Wat is de juiste persoonsvorm in de tegenwoordige tijd in deze zin?

Emma (verzenden) een e-mail

1. verzend
2. verzendt
3. verzent
4. verzentd

Wat is de juiste persoonsvorm in de tegenwoordige tijd in deze zin?

Mijn oma (verhuizen) naar een bejaardenhuis.

1. verhuisd
2. verhuizen
3. verhuist
4. verhuiz

Wat is de juiste persoonsvorm in de tegenwoordige tijd in deze zin?

(kleden) jij je altijd om na het fietsen?

1. Kleedt
2. kleed
3. kleden
4. kleedde

Wat is de juiste persoonsvorm in de tegenwoordige tijd in deze zin?

Het huis (branden) helemaal af.

1. brant
2. brand
3. brandde
4. brandt

Wat is de juiste persoonsvorm in de tegenwoordige tijd in deze zin?

Het meisje (vallen) van haar step.

1. valt
2. viel
3. vald
4. valdt

Wat is de juiste persoonsvorm in de tegenwoordige tijd in deze zin?

Als u met u creditcard (betalen), moet u dit wel melden.

1. Betaald
2. Betaaldt
3. Betaalt
4. Betaal