Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
1. Wiederholung
Thema "Essen"
Thema "Freizeit"
Grammatik
Slide 2 - Diapositive
Je kent de grammatica van periode 3 en je kunt deze toepassen én uitleggen.
(bepaalde en onbepaalde lidwoorden, bezittelijke voornaamwoorden en het werkwoord in de tegenwoordige tijd)
Slide 3 - Diapositive
Die Regel
De lidwoorden van de zelfstandige naamwoorden zijn der (mannelijk), die (vrouwelijk) en das (onzijdig). De lidwoorden moet je meeleren, maar er zijn ook handige regels die je kunt onthouden!
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Bepaal het lidwoord:
Bruder
A
der
B
die
C
das
D
die (meervoud)
Slide 6 - Quiz
Bepaal het lidwoord:
Mädchen
A
der
B
die
C
das
D
die (meervoud)
Slide 7 - Quiz
Bepaal het lidwoord:
Klasse
A
der
B
die
C
das
D
die (meervoud)
Slide 8 - Quiz
Bepaal het lidwoord:
Klassen
A
der
B
die
C
das
D
die (meervoud)
Slide 9 - Quiz
Bepaal het lidwoord:
Restaurant
A
der
B
die
C
das
D
die (meervoud)
Slide 10 - Quiz
Bepaal het lidwoord:
Freundschaft
A
der
B
die
C
das
D
die (meervoud)
Slide 11 - Quiz
EIN(E) / KEIN(E)
Die Regel
Het onbepaald lidwoord ein- en het woord kein- (geen) krijgen bij vrouwelijke woorden de uitgang -e. Het woord kein- krijgt deze uitgang ook in het meervoud.
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Diapositive
Bepaal het lidwoord:
der Bruder
A
ein
B
eine
Slide 14 - Quiz
Bepaal het lidwoord:
das Mädchen
A
ein
B
eine
Slide 15 - Quiz
Bepaal het lidwoord:
die Klasse
A
ein
B
eine
Slide 16 - Quiz
Bepaal het lidwoord:
die Klassen (mv.)
A
kein
B
keine
Slide 17 - Quiz
Bepaal het lidwoord:
das Restaurant
A
ein
B
eine
Slide 18 - Quiz
Bepaal het lidwoord:
die Freundschaft
A
ein
B
eine
Slide 19 - Quiz
Die Regel
Ook de bezittelijke voornaamwoorden krijgen de uitgang -e bij vrouwelijke woorden én bij woorden in het meervoud.
Slide 20 - Diapositive
Slide 21 - Diapositive
unser(e)
sein(e)/ihr(e)
ihr(e)/Ihr(e)
euer(e)
dein(e)
mijn
jouw
zijn/haar
ons
jullie
hun/uw
mein(e)
Slide 22 - Question de remorquage
Die Regeln
Maak de stam (werkwoord - en)
Vervoeg volgens (fe)-e-st-t-en-t-en
Let op de uitzonderingen: stam op -d/-t en stam op -s/-ss/-z/-ß