1.2 enzymen

1 Stofwisseling in de cel
1.2 Enzymen


1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

1 Stofwisseling in de cel
1.2 Enzymen


Slide 1 - Diapositive

Vragen over de opgaven?
van BS1

Slide 2 - Diapositive

LEERDOELEN

* je kunt de bouw en werking van enzymen beschrijven
* je kunt de invloed van milieufactoren op de enzymactiviteit beschrijven


Slide 3 - Diapositive

Wat is een enzym?
Zijn specifieke eiwitten (werkt maar voor één substraat) die chemische reacties katalyseren (mogelijk maken of versnellen) zonder daarbij zelf verbruikt te worden (recyclebaar).

Slide 4 - Diapositive

invloed enzym op activeringsenergie

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Lien

enzym 
* naam eindigt vaak op -ase 
- maltase, amylase, lipase 

* enzymen zijn substraatspecifiek
* sleutel/slot principe
* elk enzym kan maar 1 soort reactie versnellen
* enzymen worden niet opgebruikt



stof waar het enzym op inwerkt

Slide 7 - Diapositive

Hoe werkt een enzym?

Slide 8 - Diapositive

actieve centrum

Slide 9 - Diapositive

bouw enzym

Een enzym is een eiwit.
De vorm is belangrijk 
voor de taak.

Slide 10 - Diapositive

functie enzymen
Enzymen worden gebruikt bij opbouw en afbraak van moleculen.

* dissimilatie: afbraak of splitsing van moleculen

* assimilatie: opbouw van moleculen

Slide 11 - Diapositive

optimumtemperatuur

Slide 12 - Diapositive

optimum pH
reactieversnellers van stofwisselingsreacties
gereedschappen van de cel
bij lichaamstemperatuur is het te koud om in een cel normaal gesproken reacties te laten plaatsvinden
reactiespecifiek
herbruikbaar
substraatspecifiek
substraat = stof die wordt bewerkt


Slide 13 - Diapositive

Wat is de pH in het maagdarmkanaal? 82F BINAS

Slide 14 - Diapositive

Tot welke stof behoort een enzym?
A
eiwit
B
koolhydraat
C
vet
D
mineraal

Slide 15 - Quiz

De optimumtemperatuur van een enzym geeft aan...
A
...bij welke temperatuur het enzym kapot gaat
B
...bij welke temperatuur het enzym gaat werken
C
...bij welke temperatuur het enzym het beste werkt
D
... de hoogste temperatuur waarbij nog reactieproducten ontstaan

Slide 16 - Quiz

Een enzym katalyseert een reactie. Dat betekent:
A
Het enzym versnelt een reactie en blijft zelf intact
B
Het enzym versnelt een reactie en wordt daarbij opgebruikt
C
Het enzym past op een veel verschillende stoffen
D
Het enzym versnelt de reactiesnelheid door het verlagen van de activeringsenergie

Slide 17 - Quiz

Welk enzym heeft de hoogste minimum temperatuur?
A
X
B
Y
C
Z

Slide 18 - Quiz

In de afb. zie je de werking van twee enzymen. Als je onderzoek wilt doen naar de werking van enzymen bij 40 graden, welk van de twee enzymen kan je dan het beste gebruiken?
A
Enzym 1
B
Enzym 2
C
Beide zijn goed
D
Geen van beide

Slide 19 - Quiz

Wat betekent de zin:
'Enzymen werken specifiek'?
A
Elk enzym is slechts werkzaam bij één speciale temperatuur.
B
Elk enzym is slechts werkzaam bij één bepaalde zuurgraad.
C
Elk enzym kan slechts één soort reactie versnellen.
D
In elke cel kan slechts één enzym werkzaam zijn.

Slide 20 - Quiz

Antwoord
Bij hogere temperaturen kan het enzym, de reactie waarbij hout wordt veteerd door de schimmel, katalyseren. Het optimum wordt gevormd door het laagste punt in de grafiek. Boven het optimum begint het enzym te denatureren waardoor de vorm verandert en de werking afneemt.

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Lien

Slide 23 - Vidéo

In hoeverre heb je de onderstaande leerdoelen begrepen?

* je kunt de bouw en werking van enzymen beschrijven
* je kunt de invloed van milieufactoren op de enzymactiviteit beschrijven
😒🙁😐🙂😃

Slide 24 - Sondage

Aan de slag
1.2 opdracht 11 t/m 18
begrippenlijst 1.2 maken

Slide 25 - Diapositive